ECLI:NL:RBDHA:2023:20373

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
NL23.3580
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en medische omstandigheden in vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Kenyaanse vreemdeling, had beroep ingesteld tegen het besluit dat op 10 januari 2023 was genomen, waarbij hem een terugkeerbesluit was opgelegd. Eiser stelde dat het besluit onzorgvuldig tot stand was gekomen, omdat zijn medische situatie niet was meegenomen in de overwegingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de gezondheidstoestand van eiser, zoals vereist door de Terugkeerrichtlijn. De rechtbank oordeelde dat eiser in de gelegenheid had moeten worden gesteld om zijn medische omstandigheden toe te lichten tijdens het gehoor voorafgaand aan het terugkeerbesluit. De rechtbank vernietigde het terugkeerbesluit en droeg de staatssecretaris op om binnen 12 weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de medische omstandigheden van eiser in acht moeten worden genomen. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 1.674,- werden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.3580

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedag] ,
van Kenyaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.J. Janse)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Procesverloop

Bij besluit van 10 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 21 september 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser meent dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen is omdat in dit bestreden besluit noch in het gehoor dat daaraan vooraf is gegaan gerefereerd is aan de medische situatie van eiser en het verzoek om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 dat in verband daarmee is gedaan. Ten onrechte is voorafgaand aan de oplegging van het bestreden besluit door de beslisambtenaar geen contact met de staatssecretaris opgenomen, zeker nu de staatssecretaris in de procedure om een voorlopige voorziening hangende het beroep in de artikel 64 procedure heeft aangegeven geen bezwaar tegen toewijzing van de voorlopige voorziening te hebben. [1]
Juridisch kader
2. Artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn [2] schrijft voor dat bij tenuitvoerlegging van de richtlijn het beginsel van nog-refoulement te allen tijde wordt gewaarborgd en dat rekening wordt gehouden met onder meer de gezondheidstoestand van de betrokken onderdaan van een derde land.
In haar uitspraak van 6 februari 2017 [3] oordeelt de Afdeling dat uit het arrest Boudjlida [4] van het Hof van Justitie van de Europe Unie (hierna: het Hof) volgt dat de staatssecretaris voorafgaand aan het nemen van het terugkeerbesluit de vreemdeling tijdens een gehoor in staat moet stellen zijn standpunt uiteen te zetten over zijn verblijfstatus in Nederland of een andere lidstaat van de Europese Unie, over de vraag of hij onder de uitzonderingen genoemd in artikel 6, leden 2 tot en met 5, van de Terugkeerrichtlijn valt, over zijn persoonlijke omstandigheden in het kader van artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn en over de modaliteiten van zijn terugkeer, te weten de vertrektermijn en de vrijwillige of gedwongen aard van het vertrek.
Uit het arrest X/Cannabis van het Hof volgt dat een terugkeerbesluit niet mag worden opgelegd als een vreemdeling bij terugkeer een artikel 3 EVRM-risico loopt vanwege medische redenen. [5]
Beoordeling rechtbank
3. De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat eiser in het gehoor voorafgaand aan het nemen van het terugkeerbesluit in staat had moeten worden gesteld over zijn medische omstandigheden toe te lichten die mogelijk in de weg zouden kunnen staan aan het nemen van een terugkeerbesluit en dat de staatssecretaris zich rekenschap had moeten geven van die omstandigheden. De gemachtigde van eiser heeft voorafgaand aan het op 10 januari 2023 met eiser gehouden gehoor gewezen op de medische omstandigheden en de procedure in het kader van uitstel van vertrek die nog aanhangig is bij de rechtbank. Nu uit het besluit op geen enkele wijze blijkt op welke manier de medische omstandigheden bij de beoordeling zijn betrokken, is het beroep reeds daarom gegrond.
4. Ter zitting is door de gemachtigde van de staatssecretaris gesteld dat het BMA-advies van 25 juli 2023 is opgevraagd in verband met het terugkeerbesluit. Dit advies is evenwel niet door de staatssecretaris aan het dossier inzake het terugkeerbesluit toegevoegd. Ook heeft de staatssecretaris geen standpunt ingenomen over de inhoud van het BMA-advies en de gevolgen daarvan voor het terugkeerbesluit. Dit maakt dat de rechtbank geen mogelijkheid ziet om te onderzoeken of finale geschilbeslechting aan de orde kan zijn.

Conclusie en gevolgen

5. Naar het oordeel van de rechtbank is het terugkeerbesluit onvoldoende zorgvuldig voorbereid door de staatssecretaris. De rechtbank vernietigt het terugkeerbesluit en draagt de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Voor zover de staatsecretaris bij het nemen van dat besluit het BMA-advies van 25 juli 2023 wenst te betrekken, merkt de rechtbank als volgt op. Ter zitting is gebleken dat partijen het met elkaar eens zijn dat de stukken van behandelaar Poolman nieuwe informatie bevatten. De gemachtigde van de staatssecretaris heeft ter zitting aangegeven dat het BMA om een reactie op deze informatie zal worden gevraagd.
6. Het beroep is gegrond.
7. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen 12 weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak
een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

2.Richtlijn 2008/115/EG (Pb 2008 L348/98, hierna: de Terugkeerrichtlijn).
4.Arrest van het Hof van Justitie EU van 11 december 2014, C-249/13, ECLI:EU:C:2014:2431.
5.Arrest van het Hof (Grote Kamer) van 22 november 2022, C-704/20 en C-69/21, ECLI:EU:C:2022:913.