ECLI:NL:RBDHA:2023:1998

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
NL23.3122
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • L. Willems - Keekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een man van Kenyaanse nationaliteit, had eerder een aanvraag ingediend die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Dit leidde tot een reeks juridische procedures, waaronder een eerdere uitspraak van de rechtbank op 13 juli 2021, waarin het beroep gegrond werd verklaard en het bestreden besluit werd vernietigd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 7 oktober 2022 het hoger beroep gegrond verklaard en de zaak terugverwezen naar de rechtbank.

Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, waarop verweerder zich niet heeft verzet. De voorzieningenrechter heeft besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het verzoek toe te wijzen. Dit betekent dat verzoeker voorlopig niet kan worden verwijderd of uitgezet uit Nederland, totdat er een beslissing is genomen op het beroep met zaaknummer AWB 23/890. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 837,00.

De uitspraak is gedaan door mr. L. Willems - Keekstra, in aanwezigheid van griffier mr. G.G. Doornbos, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.3122

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , verzoeker,

geboren op [geboortedatum] ,
van Kenyaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: K. Nuniga).

Procesverloop

In het besluit van 27 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om artikel 64 van de Vw 2000 op hem van toepassing te verklaren afgewezen.
In het besluit van 27 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 juli 2021 (AWB 20/8812) heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten.
Bij uitspraak van 7 oktober 2022 (202104874/1/V1) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van 13 juli 2021 vernietigd en de zaak naar deze rechtbank en zittingsplaats terugverwezen. Dat beroep is geregistreerd onder zaaknummer AWB 23/890.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft de voorzieningenrechter bij bericht van 21 februari 2023 laten weten zich niet te verzetten tegen toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Nu verweerder zich niet verzet tegen toewijzing van de gevraagde voorziening en de voorzieningenrechter ook overigens geen beletselen ziet om deze toe te wijzen, zal het verzoek worden toegewezen.
Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door de gemachtigde levert 1 punt op voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde van € 837,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt daarom € 837,00.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe;
- gebiedt verweerder om zich te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting buiten het grondgebied van Nederland van verzoeker en van voorbereidingen tot zodanige maatregelen, tot vier weken nadat op het beroep met zaaknummer AWB 23/890 is beslist;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Willems - Keekstra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.G.G. Doornbos, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.