In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een man van Kenyaanse nationaliteit, had eerder een aanvraag ingediend die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Dit leidde tot een reeks juridische procedures, waaronder een eerdere uitspraak van de rechtbank op 13 juli 2021, waarin het beroep gegrond werd verklaard en het bestreden besluit werd vernietigd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 7 oktober 2022 het hoger beroep gegrond verklaard en de zaak terugverwezen naar de rechtbank.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, waarop verweerder zich niet heeft verzet. De voorzieningenrechter heeft besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het verzoek toe te wijzen. Dit betekent dat verzoeker voorlopig niet kan worden verwijderd of uitgezet uit Nederland, totdat er een beslissing is genomen op het beroep met zaaknummer AWB 23/890. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 837,00.
De uitspraak is gedaan door mr. L. Willems - Keekstra, in aanwezigheid van griffier mr. G.G. Doornbos, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.