ECLI:NL:RBDHA:2023:2041
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na gegrond beroep
Op 22 februari 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoekster en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. A.J. Rossing, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 15 november 2019 door de Staatssecretaris was afgewezen als kennelijk ongegrond. Hiertegen heeft de verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 november 2022 behandeld, waarbij de verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
In de uitspraak van dezelfde dag, met zaaknummer NL19.27826, heeft de rechtbank het beroep van de verzoekster gegrond verklaard. Hierdoor was de voorlopige voorziening niet langer nodig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Desondanks heeft de voorzieningenrechter de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoekster, vastgesteld op € 837,00, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De voorzieningenrechter heeft geen extra kosten toegekend voor het verschijnen ter zitting, aangezien het verzoek gelijktijdig met het beroep is behandeld.
De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, in aanwezigheid van griffier A.P. Kuiters, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.