ECLI:NL:RBDHA:2023:2041

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
NL19.27827
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na gegrond beroep

Op 22 februari 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoekster en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. A.J. Rossing, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 15 november 2019 door de Staatssecretaris was afgewezen als kennelijk ongegrond. Hiertegen heeft de verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 november 2022 behandeld, waarbij de verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

In de uitspraak van dezelfde dag, met zaaknummer NL19.27826, heeft de rechtbank het beroep van de verzoekster gegrond verklaard. Hierdoor was de voorlopige voorziening niet langer nodig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Desondanks heeft de voorzieningenrechter de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoekster, vastgesteld op € 837,00, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De voorzieningenrechter heeft geen extra kosten toegekend voor het verschijnen ter zitting, aangezien het verzoek gelijktijdig met het beroep is behandeld.

De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, in aanwezigheid van griffier A.P. Kuiters, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.27827

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoekster

V-nummer: [nummer]
mede namen haar kinderen:
[naam2],
geboren op 6 juli 2006,
[naam3],
geboren op 22 september 2011
(gemachtigde: mr. E. Ebes),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.J. Rossing).

Procesverloop

Bij besluit van 15 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, gelijktijdig met de zaak NL19.27826, op 17 november 2022 op zitting behandeld. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Tevens was een tolk aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL19.27826, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Gelet op de uitkomst van de bodemzaak veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder wel in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 837,00 en een wegingsfactor 1). De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om een punt toe te kennen voor het verschijnen ter zitting, nu het verzoek gelijktijdig met het beroep ter zitting is behandeld en bij uitspraak op het beroep hiervoor een punt is toegekend.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 837,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.P. Kuiters, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.