3.1.Eiser stelt verder dat er sprake is van een contra-indicatie vanwege gecompliceerde psychiatrische problematiek. Daarnaast heeft hij ook te maken met lichamelijke aandoeningen. Eiser is eerder van september 2014 tot november 2015 middels een rechterlijke machtiging opgenomen geweest in CTP Veldzicht. Eiser is in juni 2020 wederom klinisch opgenomen in CTP Veldzicht tot oktober 2021. Eiser stond verder als patiënt bij Fivoor Forensische en intensieve psychiatrische zorg te Rotterdam geregistreerd voor de benodigde ambulante behandeling na zijn ontslag uit CTP Veldzicht. Eiser stelt dat het COa onvoldoende inspanningen heeft verricht om een overplaatsing van eiser te bewerkstellingen alvorens de HTL-maatregel op te leggen. Er is bijvoorbeeld niet gebleken dat er op korte termijn geen geschikte plek is voor eiser en plaatsing op de HTL daarom de enige andere optie was om de orde en veiligheid op het AZC te kunnen waarborgen. Eiser stelt verder dat hij op de HTL niet de benodigde hulp kan ontvangen voor zijn psychische problemen. Gezien het chronische karakter van de problematiek is het van groot van belang dat eisers behandeling op juiste wijze wordt voortgezet. Er is onvoldoende rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden en de mogelijke (medische) belemmeringen zijn onvoldoende betrokken. Eiser meent dat de medische voorzieningen op de HTL in zijn geval tekortschieten. Het COa heeft onvoldoende en ondeugdelijk gemotiveerd dat in het geval van eiser geen medische belemmeringen zijn voor plaatsing in de HTL.
4. Het COa stelt zich op het standpunt dat, voordat eiser in de HTL is geplaatst, bij GZA is geverifieerd of gelet op de medische situatie overdracht aan de HTL mogelijk zou zijn. GZA heeft daarvoor op 28 november 2023 akkoord gegeven. Ter zitting heeft de gemachtigde van het COa toegelicht dat de vraagtekens die in de email van 28 november 2023 door GZA worden geplaatst bij de kwetsbaarheid van eiser, niet maken dat geen sprake is van een akkoord. Verder stelt het COa dat de stelling van eiser dat hij eerder middels een rechterlijke machtiging opgenomen is geweest in CTP Veldzicht en daarna nogmaals klinisch opgenomen is geweest in CTP Veldzicht, waarna eiser als patiënt geregistreerd stond bij Fivoor Forensische en Intensieve Psychiatrische zorg te Rotterdam, destijds ook is betrokken in de beroepsprocedure tegen het eerdere plaatsingsbesluit van 11 december 2021. GZA heeft toen ook akkoord gegeven voor plaatsing. De rechtbank heeft in die procedure in de uitspraak van 10 februari 2022 geoordeeld dat destijds geen sprake was van een contra-indicatie voor plaatsing van eiser in de HTL. Het COa stelt dat, nu eiser geen nieuwe relevante medische stukken over zijn psychische situatie heeft overgelegd, niet is aangetoond dat er thans sprake zou zijn van een contra-indicatie voor plaatsing van eiser in de HTL. Verder stelt het COa dat uit de informatie verkregen van de HTL is gebleken dat de medische zorg door GZA in Hoogeveen is overgenomen van GZA in Harderwijk. Eiser is inmiddels al meerdere keren bij GZA geweest en krijgt goede begeleiding op de HTL. Hij ontvangt zijn benodigde medicatie. Thuiszorg Beter Thuis Wonen is ingezet voor de medicatieverstrekking aan eiser. Ook hierbij krijgt eiser de juiste begeleiding. Eiser ontvangt hiermee dezelfde zorg in de HTL zoals hij die ook ontving bij de COa-locatie in Harderwijk. De stelling van eiser dat de zorg niet gelijk is aan de zorg die hij in Harderwijk ontving, kan derhalve niet worden gevolgd.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van het plaatsingsbesluit
Artikel 64 Vw en plaatsing in de HTL
5. Uit artikel 3, derde lid en onder f, van de Rva 2005 volgt dat met een asielzoeker, als bedoeld in het tweede lid van dat artikel, gelijk wordt gesteld de vreemdeling wiens uitzetting op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 achterwege blijft (…). De rechtbank concludeert daarom dat het COa aan eiser, aan wie uitstel van vertrek is verleend op grond van artikel 64 van de Vw, gelijk wordt gesteld met een asielzoeker, en daarom op grond van artikelen 10 en 11 in de HTL kan worden geplaatst. De rechtbank is van oordeel dat de tekst van de Rva 2005 voldoende duidelijk is en ziet geen aanleiding te beoordelen of de Rva 2005 in overeenstemming is met de bedoeling van de motie. De beroepsgrond slaagt niet.
6. De rechtbank is van oordeel dat het COa op goede gronden en voldoende gemotiveerd heeft besloten tot plaatsing van eiser in de HTL. Eiser heeft het incident ook niet bestreden. De rechtbank is van oordeel dat het incident, zoals volgt uit de verslaglegging van het COa, is te kwalificeren als een incident met een (zeer) grote impact. Het COa heeft voldoende gemotiveerd dat de veiligheid van de bewoners en het personeel op de COa-locatie (ernstig) in gevaar is gebracht door het gedrag van eiser. Het COa heeft op goede gronden overwogen dat een HTL-maatregel niet enkel bedoeld is om overlastgevers te confronteren met de gevolgen van hun gedrag, maar ook is bedoeld voor het beschermen van de veiligheid en het welzijn van de andere bewoners en het COa-personeel van de opvanglocatie.
7. Uit paragraaf 4.3.8 van het Maatregelenbeleid van het COa 2022 volgt dat er een aantal contra-indicaties bestaan die aan een plaatsing in de HTL in de weg kunnen staan. Het uitgangspunt is dat bewoners met acute psychiatrische problematiek niet in de HTL worden geplaatst. Het COa vraagt daarom voorafgaande aan de oplegging van de HTL-maatregel en de vrijheidsbeperkende maatregel GZA om advies.