In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 4 december 2023, waarin de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring heeft opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Dit beroep wordt tevens aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding. De zitting vond plaats op 19 december 2023, waarbij eiser en zijn gemachtigde, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris, aanwezig waren via beeldverbinding.
De staatssecretaris heeft in de maatregel van bewaring gesteld dat deze wordt gevorderd vanwege het belang van de openbare orde, omdat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiser heeft de gronden van de staatssecretaris niet betwist, maar heeft wel aangevoerd dat de staatssecretaris de nodige zorg moet waarborgen bij de feitelijke overdracht aan de Spaanse autoriteiten, gezien zijn psychische problemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat dit betoog betrekking heeft op de feitelijke overdracht, waarvoor andere rechtsgangen openstaan. Eiser heeft verder geen gronden aangevoerd tegen de inbewaringstelling zelf.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de inbewaringstelling van eiser rechtmatig is. De staatssecretaris is niet verplicht om schadevergoeding aan eiser te betalen, en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door rechter W.P.C.G. Derksen, in aanwezigheid van griffier N. El-Amrani, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.