Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Stichting Reinier de Graaf Groep,
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.De beoordeling
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Een dergelijke situatie doet zich hier voor. Daarover wordt het volgende overwogen.
naasthet wettelijk recht op een transitievergoeding, dat dient ter compensatie van de gevolgen van het ontslag, "verzet het stelsel van de Wwz zich niet ertegen dat met de gevolgen van het ontslag rekening wordt gehouden bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding waarop de wet een werknemer aanspraak geeft omdat de werkgever van het ontslag als zodanig een ernstig verwijt kan worden gemaakt, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het de werkgever te maken verwijt", aldus de Hoge Raad in voormeld arrest. Immers, de aanspraak van de werknemer op loondoorbetaling bij een vernietigbaar ontslag kan niet geacht worden volledig te zijn gecompenseerd door de transitievergoeding en de bedoeling van de billijke vergoeding is nu juist dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
€ 41.671,72 te vermeerderen met BTW. Het is vaste jurisprudentie dat een verzoek of vordering tot vergoeding van de werkelijke kosten van juridische bijstand alleen toewijsbaar is onder bijzondere omstandigheden. Ook de eisen van goed werkgeverschap kunnen onder bijzondere omstandigheden tot een dergelijke verplichting leiden (zie overwegingen 3.5.1 en 3.5.2 in ECLI:NL:HR:2017:1187). De kantonrechter ziet daar in dit geval aanleiding toe. Reinier de Graaf heeft, met het handelen dat hiervoor als ernstig verwijtbaar is gekwalificeerd de norm van goed werkgeverschap geschonden (artikel 7:611 BW). Zij heeft met haar handelen [verzoekster] geen andere keus gelaten dan in eerste instantie het kort geding tot wedertewerkstelling en doorbetaling van loon te starten, waarna [verzoekster] tevens kosten heeft moeten maken in verband met het voeren van verweer in de door Reinier de Graaf gestarte ontbindingsprocedure. Zoals hiervoor reeds is toegelicht, lag er geen enkele onderbouwing aan het ontbindingsverzoek van Reinier de Graaf ten grondslag en was deze procedure dus in feite kansloos. Reinier de Graaf had dan ook beter moeten weten. Door haar ontbindingsverzoek vervolgens in te trekken, heeft Reinier de Graaf [verzoekster] in een positie gebracht dat zij voor de derde maal hoge kosten heeft moeten maken om het dienstverband te doen eindigen en de met de ernstige verwijtbaarheid gepaard gaande vergoedingen te ontvangen. De kosten die [verzoekster] voor al deze procedures heeft moeten maken, moeten vanwege de genoemde normschending voor rekening van Reinier de Graaf komen. Reinier de Graaf heeft de hoogte van de gevorderde advocaatkosten niet betwist. Het bedrag aan advocaatkosten wordt gelet daarop toegewezen zoals gevorderd.
6.De beslissing
€ 41.671,72, te vermeerderen met BTW, aan advocaatkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf twee weken na de datum van deze beschikking tot aan de dag der algehele voldoening;