ECLI:NL:RBDHA:2023:20854

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
NL21.15807
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak asielaanvraag Colombiaanse staatsburger met betrekking tot bescherming en redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 december 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Colombiaanse staatsburger. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 8 september 2021 was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, omdat de staatssecretaris niet deugdelijk had gemotiveerd dat eiser bescherming kon vragen aan de Colombiaanse autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had aangetoond dat de Unidad Nacional de Protección (UNP) adequate bescherming biedt tegen de bedreigingen van de criminele organisatie Los Rastrojos, waar eiser mee te maken heeft gehad. De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om gebreken in het besluit te herstellen, wat uiteindelijk is gebeurd met een aanvullende motivering op 3 maart 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de gebreken heeft hersteld, maar dat de beroepsgrond van eiser niet slaagde. De rechtbank heeft het besluit van de staatssecretaris vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van proceskosten en schadevergoeding aan eiser wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.15807

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.J. Verwers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

ProcesverloopBij besluit van 8 september 2021 heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. Daarnaast heeft de staatssecretaris geweigerd eiser een reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te verlenen en geweigerd eiser uitstel van vertrek te verlenen.

Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 26 januari 2023 op zitting behandeld. De gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris hebben deelgenomen aan deze zitting.
Bij tussenuitspraak van 3 februari 2023 heeft de rechtbank de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld een gebrek in het besluit van 8 september 2021 te herstellen.
Bij brief van 3 maart 2023 heeft de staatssecretaris de motivering aangevuld.
Eiser heeft hiertegen een schriftelijke zienswijze ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 11 september 2023 opnieuw op zitting behandeld. Eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris hebben deelgenomen aan deze zitting.

Inleiding

1. De feiten en omstandigheden die voor deze zaak van belang zijn, zijn weergegeven in de tussenuitspraak. Deze einduitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij alles wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat de staatssecretaris zijn standpunt, dat eiser bescherming aan de Colombiaanse autoriteiten kan vragen tegen de bedreigingen door leden van Los Rastrojos, ten onrechte heeft gebaseerd op uitsluitend één rapport [1] dat bovendien al meer dan vijf jaar oud was toen hij het besluit van 8 september 2021 nam. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank verder overwogen dat de staatssecretaris ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat de Unidad Nacional de Protección (UNP) bescherming biedt bij bedreigingen zoals die waarmee eiser te maken heeft gehad. In het door de staatssecretaris aangehaalde rapport staat dat de UNP alleen voor specifieke personen bedoeld is, namelijk personen of groepen die "given their position or activities, may be subjected to extraordinary or extreme risk". De staatssecretaris heeft ten onrechte niet toegelicht waarom eiser volgens hem hieronder valt. De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld deze gebreken te herstellen.
3. De brief van 3 maart 2023 bevat een verdere onderbouwing van het standpunt van de staatssecretaris dat eiser bescherming aan de Colombiaanse autoriteiten kan vragen. Hij verwijst hiervoor naar het Algemeen Ambtsbericht over Colombia van maart 2022 (ambtsbericht) en de brief van de staatssecretaris hierover van 27 mei 2022 [2] . In het ambtsbericht staat dat de UNP belast is met het beschermen van personen en groepen die risico lopen. Eiser behoort volgens de staatssecretaris tot de doelgroep van de UNP. De bescherming door de UNP staat namelijk open voor iedereen die risico loopt als gevolg van de uitoefening van politieke, openbare, sociale of humanitaire activiteiten of functies. Eiser heeft in zijn asielrelaas naar voren gebracht dat de bedreigingen door Los Rastrojos rechtstreeks verband houden met zijn openbare en/of sociale en/of humanitaire activiteiten. Eiser kan bescherming van de UNP aanvragen door middel van het invullen van een daarvoor bestemd formulier. Het Comité risico-evaluatie en aanbeveling van maatregelen (Comité de Evaluación de Riesgo y Recomendación de Medidas) besluit vervolgens of er bescherming nodig is en welke beschermende maatregelen genomen moeten worden. Op de website van de UNP staat dat de resultaten van het onderzoek en de beslissingen die worden genomen, altijd aan de beoordeelde persoon worden meegedeeld. Gedurende de periode dat de aanvraag in behandeling is, bestaat er de mogelijkheid om de UNP te benaderen om de status van de aanvraag op te vragen. De beslissingen worden schriftelijk teruggekoppeld, meestal door middel van e-mail. Bij deze schriftelijke terugkoppeling worden de scores gegeven die de bedreigde persoon in de verschillende categorieën heeft gekregen om het risiconiveau te bepalen. Als de UNP in gebreke blijft, kan eiser zich wenden tot de Procuraduría die dan eigenstandig onderzoek kan inzetten naar de UNP, aldus het ambtsbericht. De staatssecretaris erkent dat de UNP niet voor iedereen in alle gevallen even effectief is. In het verleden zijn in Colombia mensen vermoord die nooit bedreigingen ontvangen hadden of niet in staat waren om de geuite bedreiging tijdig te melden. Voor eiser ligt dit anders. Hij heeft immers met een concrete bedreiging te maken gehad en hij kan zich daarmee melden bij de UNP. Dat uit het ambtsbericht blijkt dat de UNP niet goed toegerust is op de uitdagingen die rurale gebieden met zich meebrengen, is in het geval van eiser verder niet van belang, aangezien eiser uit stedelijk gebied komt. De staatssecretaris wijst er verder op dat uit het ambtsbericht blijkt dat de UNP niet de enige organisatie is waarbij bescherming kan worden gezocht. Als de Colombiaanse overheid geen bescherming kan bieden, zijn er verschillende non-gouvernementele organisaties (ngo’s) die op enigerlei wijze bescherming kunnen bieden.
4. Eiser betoogt in de eerste plaats dat de staatssecretaris ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat in Colombia in het algemeen bescherming wordt geboden. In de tweede plaats betoogt hij dat hij aannemelijk heeft gemaakt dat het vragen van bescherming bij voorbaat zinloos of gevaarlijk is. Ter onderbouwing van zijn betoog heeft eiser op 30 maart 2023 en 31 augustus 2023 verschillende brieven met bijlagen overgelegd van VluchtelingenWerk Nederland (VWN). [3] Volgens eiser blijkt hieruit dat de UNP alleen is bedoeld voor personen die "given their position or activities, may be subjected to extraordinary or extreme risk". Hij valt daar niet onder. Het heeft dus geen zin om een aanvraag in te dienen bij de UNP. Eiser voert verder aan dat zelfs als zijn aanvraag wél door de UNP zou worden ingewilligd, dit nog niet zou betekenen dat zijn veiligheid voldoende is gewaarborgd. De Colombiaanse overheid is namelijk afwezig in rurale gebieden en de overheid werkt bovendien samen met criminele groeperingen. Dat de bescherming van de UNP niet effectief is, blijkt ook uit het feit dat sommige mensen die deze bescherming kregen, alsnog zijn vermoord, aldus eiser.
4.1.
Bij het beantwoorden van de vraag of een vreemdeling in het land van herkomst bescherming kan krijgen, moet eerst door de staatssecretaris worden onderzocht of door de autoriteiten in het desbetreffende land in het algemeen bescherming wordt geboden. Daarbij dient hij informatie over de algemene situatie in een land van herkomst, in het bijzonder uit ambtsberichten van de minister van Buitenlandse Zaken en rapporten van internationale organisaties, te betrekken. Indien de staatssecretaris die vraag bevestigend heeft beantwoord, is het vervolgens aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat het vragen van bescherming voor hem gevaarlijk dan wel bij voorbaat zinloos moet worden geacht. Indien hij dat laatste niet aannemelijk maakt, kan slechts het tevergeefs door hem inroepen van de bescherming leiden tot de conclusie dat aannemelijk is gemaakt dat die autoriteiten niet bereid of in staat zijn bescherming te bieden. [4]
4.2.
De staatssecretaris heeft in de brief van 3 maart 2023 deugdelijk gemotiveerd dat in Colombia in het algemeen bescherming wordt geboden bij problemen zoals die waarmee eiser te maken heeft gehad. In het ambtsbericht staat dat de Colombiaanse autoriteiten in 2015 een programma hebben opgericht met de naam: ‘Programma ter Preventie en Bescherming van het Recht op leven, vrijheid, integriteit en veiligheid van personen, groepen en gemeenschappen’. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en de Nationale Politie hebben de leiding hierover. De UNP is onderdeel van dit programma en biedt beschermingsmaatregelen aan voor individuen en voor groepen die gevaar lopen. In de door eiser overgelegde brieven van VWN wordt het bestaan van dit programma en van de UNP niet betwist. Die brieven doen daarom niet af aan het standpunt van de staatssecretaris dat in het algemeen bescherming wordt geboden. Dit betekent, gezien wat is overwogen onder 4.1., dat eiser aannemelijk moet maken dat het vragen van bescherming voor hem gevaarlijk dan wel bij voorbaat zinloos moet worden geacht.
4.3.
Eiser heeft met de overgelegde informatie, die niet wezenlijk afwijkt van de informatie uit het ambtsbericht, niet aannemelijk gemaakt dat het vragen van bescherming bij de UNP voor hem gevaarlijk dan wel bij voorbaat zinloos is. De rechtbank oordeelt dit om de volgende redenen.
4.3.1.
Eiser maakt niet aannemelijk dat bij voorbaat vaststaat dat de UNP zijn aanvraag zal afwijzen. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat hij niet behoort tot de doelgroep van de UNP. In paragraaf 3.7.5. van het ambtsbericht staat dat de UNP bescherming kan bieden bij
“(…) een rechtstreeks verband tussen het risico en de uitoefening van politieke, openbare, sociale of humanitaire activiteiten of functies van de persoon die de aanvraag doet.(…)”
en dat onder meer leiders, vertegenwoordigers of activisten van mensenrechten-, slachtoffer-, sociale, burger-, gemeenschaps- of boerenorganisaties voor bescherming in aanmerking kunnen komen. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat eiser hieronder valt. Hij heeft immers verklaard dat hij in de regio Catatumbo bijstand heeft geboden aan hulpbehoevenden, dat hij onder meer een stichting heeft opgericht die hulp biedt aan vrouwen, dat hij hulp heeft geboden aan sociale leiders uit de gemeenschap en dat hij als gevolg van deze activiteiten is bedreigd.
Dat een bron, die wordt aangehaald in de brieven van VWN, [5] stelt dat de UNP slechts 16% van de aanvragen inwilligt, betekent niet dat aannemelijk is dat de aanvraag van eiser zal worden afgewezen. In diezelfde bron wordt namelijk gesteld dat het hoge percentage afwijzingen is te verklaren doordat veel incomplete aanvragen worden ingediend. Dit komt min of meer overeen met de informatie uit het ambtsbericht. Daarin wordt gemeld dat tussen 2017 en 2019 bijna 90% van alle aanvragen voor collectieve bescherming zijn afgewezen omdat de aanvragers geen aangifte van een bedreiging konden overleggen of omdat deze niet konden aantonen georganiseerd en verenigd te zijn.
4.3.2.
Eiser maakt ook niet aannemelijk dat het indienen van een aanvraag bij de UNP hem in gevaar zal brengen. In de brieven van VWN worden weliswaar meerdere bronnen aangehaald waarin wordt gesteld dat overheidsmedewerkers informatie doorgeven aan criminele groeperingen, waardoor deze op de hoogte kunnen raken van aangiftes. Uit deze stukken blijkt niet dat dit op een dusdanige schaal gebeurt dat het vragen van bescherming in alle gevallen bij voorbaat gevaarlijk moet worden geacht. Daar komt bij dat in een van de brieven ook, onder verwijzing naar het jaarrapport van het US Department of State van 20 maart 2023, wordt gesteld dat de wet voorziet in strafrechtelijke sancties voor corruptie en dat deze wetten over het algemeen doeltreffend worden uitgevoerd. Het ambtsbericht bevat hierover geen andersluidende informatie. Ook daarin wordt melding gemaakt van samenwerking tussen overheidsmedewerkers en gewapende groeperingen en van optreden hiertegen door de overheid. [6] Onder deze omstandigheden vindt de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat er een reëel en voorzienbaar risico bestaat dat het vragen van bescherming bij de UNP ertoe zal leiden dat eiser in beeld komt bij Los Rastrojos.
4.3.3.
Uit de door eiser overgelegde stukken volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de veiligheidsmaatregelen die UNP kan bieden, (waarschijnlijk) onvoldoende zijn om zijn veiligheid te kunnen waarborgen. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat in dit verband voor eiser niet relevant is dat de Colombiaanse overheid en de UNP afwezig zijn in rurale gebieden, omdat eiser afkomstig is uit stedelijk gebied. In de brieven van VWN wordt verder weliswaar melding gemaakt van aanzienlijke aantallen moorden op activisten – zo wordt onder verwijzing naar het rapport ‘International Protection Considerations’ van de UNHCR van 15 augustus 2023 melding gemaakt van 108 moorden in 2019 – maar hieruit volgt niet dat aannemelijk is dat de bescherming, die de UNP kan bieden, bij voorbaat zinloos of gevaarlijk moet worden geacht. In datzelfde rapport wordt namelijk vermeld dat slechts 6 van die 108 vermoorde activisten bescherming kregen en uit het rapport blijkt niet dat dit bescherming door de UNP betrof. In de brieven wordt één geval genoemd van iemand die, ondanks bescherming van de UNP, is vermoord. [7] Uit het ambtsbericht komt een zelfde beeld naar voren. Daarin wordt (vrijwel) dezelfde informatie weergegeven, onder verwijzing naar een rapport van Human Rights Watch. [8] In het ambtsbericht wordt daarnaast melding gemaakt van personen die zijn vermoord ondanks bescherming door de UNP. Daarbij worden uiteenlopende aantallen genoemd, oplopend tot ongeveer 6 à 8 personen over de afgelopen jaren. In aanmerking genomen dat in de brieven van VWN staat dat de UNP bescherming biedt aan meer dan 8.000 personen, vormt de omstandigheid dat 6 à 8 beschermde personen desondanks zijn vermoord, geen reden om te concluderen dat de bescherming, die de UNP kan bieden, bij voorbaat zinloos is.
4.3.4.
De door eiser overgelegde brieven bevatten ook informatie over de positie van sociale leiders en over Los Rastrojos. Die brieven gaan niet over de beschermingsmogelijkheden en doen daarom niet af aan wat hiervoor is geoordeeld.
4.4.
Het voorgaande betekent dat de staatssecretaris de gebreken, die in de tussenuitspraak zijn gesignaleerd, heeft hersteld. Het brengt ook mee dat de beroepsgrond niet slaagt.

Conclusie en gevolgen

5. Aangezien de rechtbank in de tussenuitspraak een gebrek heeft geconstateerd in het bestreden besluit van 8 september 2021 is het beroep gegrond. Het besluit wordt vernietigd wegens strijd met het bepaalde in de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die bepalen dat een besluit dient te berusten op zorgvuldig onderzoek en een deugdelijke motivering. Uit wat hiervoor staat volgt dat de staatssecretaris het gebrek met de aanvullende motivering van 3 maart 2023 heeft hersteld. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder a, van de Awb in stand te laten.
6. Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.929,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 2 punten voor het verschijnen op de zittingen van 26 januari 2023 en 11 september 2023, 0,5 punt voor de schriftelijke zienswijze, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).
Het verzoek om schadevergoeding
7. Eiser verzoekt om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM.
7.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling [9] noopt het rechtszekerheidsbeginsel (dat mede aan artikel 6 van het EVRM ten grondslag ligt) ertoe dat een bestuursrechtelijk geschil binnen een redelijke termijn wordt beslecht, in voorkomend geval na behandeling door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht. Als uitgangspunt geldt dat de redelijke termijn is overschreden als de procedure bij de rechtbank langer dan twee jaar heeft geduurd. De termijn begint met het instellen van het beroep. [10] In een geval als dit, waarin de rechtbank een besluit vernietigt wegens een gebrek van het bestuursorgaan, dient de overschrijding van de redelijke termijn in beginsel volledig aan het bestuursorgaan te worden toegerekend. Dat is slechts anders als de rechtbank de redelijke behandelingsduur voor een beroep heeft overschreden.
7.2.
In dit geval heeft eiser beroep ingesteld op 6 oktober 2021. Dit betekent dat de redelijke termijn is overschreden met bijna twee maanden.
De behandeling van het beroep is vertraagd omdat het bestreden besluit gebrekkig was en de staatssecretaris in de gelegenheid is gesteld het gebrek te herstellen. De overschrijding dient daarom in dit geval volledig aan de staatssecretaris te worden toegerekend, omdat de overschrijding door hem is veroorzaakt en de omstandigheden van het geval ook geen reden zijn voor een ander oordeel.
De rechtbank gaat uit van een tarief van € 500,- per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond. Dit betekent dat eiser recht heeft op een schadevergoeding van in totaal € 500,-. De staatssecretaris moet die betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 2.929,50;
- veroordeelt de staatssecretaris om aan eiser een bedrag aan schadevergoeding te betalen van € 500,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S.W. Kroon, rechter, in aanwezigheid van mr. T.M.T. Brandsma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie het rapport ‘Colombia: State protection programs for victims and witnesses of crimes; requirements to access the programs; statistics on the number of applications for relocation that are granted and refused; duration and effectiveness of these programs (2012-March 2016)’ van 6 april 2016.
2.Kamerstukken II, vergaderjaar 2021–2022, 19 637, nr. 2898.
3.Het gaat om brieven van 17 maart 2023 en 22 augustus 2023 met als onderwerpen ‘Colombia – Overheidsbescherming’, ‘Colombia – Positie sociale leiders’ en ‘Colombia – Los Rastrojos in Norte de Santander en incidenten’.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 7 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4016.
5.‘Cinco de cada seis solicitudes de protección a líderes sociales colombianos son rechazadas: Ministerio del Interior’, www.infobae.com, 1 oktober 2020.
6.Zie paragraaf 3.2.5.
7.Semana, ‘Indepaz confirmó asesinato de líder social; tenía amenaza de muerte, pero estaba sin camioneta de seguridad porque se la robaron’ (vertaald), 5 maart 2023.
8.World Report 2021 Events of 2020, 13 januari 2021.
9.Zie de uitspraken van de Afdeling van 29 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:188 en 7 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1432.
10.Zie de uitspraak van de Afdeling van 19 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2757.