ECLI:NL:RBDHA:2023:21100
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening met betrekking tot belangen van minderjarige
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eisers, een vader en zijn zoon van Salvadoraanse nationaliteit, hadden een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris had deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eisers voerden aan dat de belangen van de minderjarige zoon onvoldoende waren meegewogen en dat er risico's bestonden bij terugkeer naar Spanje, waar zij eerder asiel hadden aangevraagd.
Tijdens de zitting op 28 februari 2023 werd de zaak behandeld. De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris in beginsel mocht uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat betekent dat men ervan uitgaat dat andere EU-lidstaten hun verdragsverplichtingen nakomen. Eisers moesten aannemelijk maken dat dit in hun geval niet zo was. De rechtbank concludeerde dat eisers niet voldoende bewijs hadden geleverd dat er sprake was van structurele tekortkomingen in de Spaanse asielprocedure en dat de belangen van de minderjarige niet zodanig waren dat de overdracht aan Spanje van onevenredige hardheid getuigde.
De rechtbank verklaarde het beroep van eisers ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om substantiële argumenten te leveren als zij willen aantonen dat de overdracht naar een andere lidstaat niet in hun belang is, vooral als het gaat om minderjarigen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.