In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 oktober 2023, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld van een asielzoekster die een tewerkstellingsvergunning heeft aangevraagd. De werkgever van de verzoekster had eerder een vergunning verkregen voor de periode van 18 juli 2023 tot 31 december 2023, maar de aanvraag voor verlenging werd door de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen afgewezen op 5 oktober 2023. De verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk gegrond is en besluit zonder zitting. De rechtbank heeft in eerdere vergelijkbare zaken de 24-wekentermijn voor asielzoekers onverbindend verklaard, omdat deze termijn de toegang tot de arbeidsmarkt onterecht beperkt. De voorzieningenrechter concludeert dat het bezwaar van de verzoekster een redelijke kans van slagen heeft en wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe. Dit houdt in dat de verzoekster vanaf 31 december 2023 wordt behandeld alsof haar werkgever in het bezit is van een tewerkstellingsvergunning, tot aan de beslissing op het bezwaar.
Daarnaast wordt verweerder opgedragen het door de verzoekster betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.