In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 25 oktober 2023, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld van een asielzoeker wiens werkgever een tewerkstellingsvergunning heeft aangevraagd. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk gegrond is en wijst het toe zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De werkgever had eerder een vergunning gekregen van 6 juni 2023 tot 21 november 2023, maar de aanvraag voor verlenging werd op 5 oktober 2023 afgewezen door de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De voorzieningenrechter stelt vast dat de 24-wekentermijn, die asielzoekers maximaal mogen werken, door verweerder onverbindend is verklaard in eerdere uitspraken, omdat deze termijn de toegang tot de arbeidsmarkt voor asielzoekers onterecht beperkt. Hierdoor heeft de voorzieningenrechter voldoende redenen om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen, zodat de verzoeker vanaf 21 november 2023 wordt behandeld alsof zijn werkgever in het bezit is van een tewerkstellingsvergunning. Tevens wordt verweerder opgedragen het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open.