In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 31 augustus 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag.
Eiser, die stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben, heeft psychische klachten en vreest dat zijn situatie in Duitsland zal verslechteren. Hij verwijst naar het Jawo-arrest en het AIDA-rapport, waarin hij stelt dat Duitsland geen adequate zorg biedt voor kwetsbare personen zoals hijzelf. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Duitsland zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank wijst erop dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat betekent dat de autoriteiten erop mogen vertrouwen dat andere lidstaten zich aan hun verplichtingen houden.
De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat er een reëel risico bestaat op indirect refoulement of dat zijn psychische problemen een reden zijn om de asielaanvraag in Nederland te behandelen. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en de uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, in aanwezigheid van A.E. Wadman, griffier.