ECLI:NL:RBDHA:2023:21239
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 30 november 2023, beoordeelt de voorzieningenrechter het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen met het argument dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser, die de Turkse nationaliteit heeft, betwist deze beslissing en vraagt om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft geen zitting gehouden en oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser stelt dat er in Kroatië systematische tekortkomingen zijn die in strijd zijn met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Hij verwijst naar pushbacks en andere uitspraken die deze situatie in Kroatië beschrijven. De rechtbank stelt echter vast dat de hoogste bestuursrechter recentelijk heeft bevestigd dat er nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, en dat er geen concreet bewijs is geleverd dat Dublinclaimanten te maken hebben met pushbacks.
De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat hij na overdracht aan Kroatië geen toegang zal hebben tot opvangfaciliteiten. Kroatië heeft zich verplicht om de aanvraag van eiser in behandeling te nemen, en de rechtbank ziet geen reden om af te wijken van het oordeel van de hoogste bestuursrechter. Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.