In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van referente, die optreedt ten behoeve van eiseres, tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar tegen het besluit van 25 april 2023. Referente had op 29 november 2022 een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ingediend voor eiseres, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. Na een afwijzing van deze aanvraag op 25 april 2023, verklaarde verweerder het bezwaar tegen deze afwijzing niet-ontvankelijk omdat de gronden van bezwaar niet tijdig waren ingediend. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij in redelijkheid tot deze niet-ontvankelijkverklaring kon overgaan. De rechtbank wijst op de specifieke omstandigheden van de zaak, waaronder de belangen van het kind, en het feit dat verweerder zelf in gebreke is gebleven bij het beslissen op de aanvraag. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangen van eiseres in acht moeten worden genomen. Tevens veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van referente en bepaalt dat het griffierecht moet worden vergoed.