ECLI:NL:RBDHA:2023:21375
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk beroep dat door eiser is ingediend tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar verweerder had niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiser stelde dat de beslistermijn niet geldig was verlengd door het besluit WBV 2022/22, dat op 27 september 2022 in werking trad en de beslistermijnen van asielaanvragen met negen maanden verlengde. Eiser betwistte dat er sprake was van een situatie zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet (Vw).
De rechtbank heeft geoordeeld dat de ingebrekestelling van eiser, die op 16 januari 2023 was ingediend, te vroeg was. Dit was het gevolg van de verlenging van de beslistermijn door de WBV 2022/22, waardoor verweerder tot uiterlijk 7 september 2023 de tijd had om op de aanvraag te beslissen. De rechtbank volgde het standpunt van eiser niet en verwees naar een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank van 24 maart 2023, waarin was geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat de situatie zoals bedoeld in de Vw zich voordeed.
Daarom verklaarde de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk, wat betekent dat eiser niet in zijn verzoek werd ontvangen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 22 augustus 2023.