In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 september 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. C.G.J.M. Lucassen, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel 'familie en gezin'. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door verweerder is overschreden en dat eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om alsnog binnen bepaalde termijnen een besluit te nemen op de aanvraag. Indien verweerder niet binnen de gestelde termijnen beslist, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 209,25, omdat eiser een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,25, gezien de eenvoudige aard van de zaak en het beperkte belang.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de mogelijkheid voor eisers om beroep in te stellen bij niet tijdig beslissen. De rechtbank heeft ook de voorwaarden voor het opleggen van een dwangsom en de proceskostenvergoeding uiteengezet, waarbij de specifieke omstandigheden van de zaak in aanmerking zijn genomen.