ECLI:NL:RBDHA:2023:21698
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door de verzoeker, die in beroep was gegaan tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. P.J. Schüller, had op 13 juli 2023 beroep ingesteld omdat er geen tijdige beslissing was genomen. Op 30 augustus 2023 ontving de verzoeker een kennisgeving dat zijn aanvraag was ingewilligd, waarna hij het beroep introk en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht. De rechtbank overweegt dat, aangezien de verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen, de verzoeker in beginsel recht heeft op vergoeding van de gemaakte proceskosten. De hoogte van deze vergoeding is echter beperkt, omdat de verzoeker en zijn echtgenote, die op dezelfde dag een asielaanvraag indiende, dezelfde rechtsbijstandverlener hebben ingeschakeld en de werkzaamheden in beide zaken identiek waren.
De rechtbank heeft eerder in een andere zaak, met kenmerk NL23.20391, al een proceskostenvergoeding toegekend aan de echtgenote van de verzoeker. Daarom heeft de rechtbank het verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten afgewezen, omdat de vergoeding al in de andere zaak was toegekend. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, en is openbaar gemaakt op 17 oktober 2023.