In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 augustus 2023 uitspraak gedaan in een beroep dat eiser heeft ingediend tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend, waarop de rechtbank in een eerdere uitspraak van 27 januari 2023 had bepaald dat verweerder binnen zestien weken opnieuw moest beslissen. Eiser stelde beroep in omdat verweerder deze termijn niet had nageleefd. De rechtbank oordeelde dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, gezien de aard van de zaak.
De rechtbank overwoog dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene in beroep kan gaan, mits hij eerst een ingebrekestelling heeft gedaan. In dit geval was het niet redelijk om van eiser te verwachten dat hij een ingebrekestelling zou indienen, omdat de rechtbank al een duidelijke termijn had gesteld. De rechtbank verklaarde het beroep daarom kennelijk gegrond.
De rechtbank legde verweerder een termijn van twee weken op om alsnog een besluit te nemen op de asielaanvraag. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 200,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50. De uitspraak werd openbaar gemaakt en is op dezelfde dag bekendgemaakt.