ECLI:NL:RBDHA:2023:218
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag en bestuurlijke dwangsommen
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 25 augustus 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 29 juni 2022 de asielaanvraag ingewilligd. Eiseres heeft desondanks haar beroep gehandhaafd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat met de inwilliging van de asielaanvraag aan het beroep tegemoet is gekomen, waardoor eiseres geen procesbelang meer heeft in dat opzicht.
Daarnaast heeft de rechtbank de vraag beoordeeld of eiseres in beroep kan komen tegen de vaststelling dat er geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd zijn. De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND sluit uit dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen. Eiseres stelt dat deze wet in strijd is met het Unierecht. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres overwogen, maar concludeert dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft geoordeeld dat de Tijdelijke wet niet in strijd is met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiseres met het beroep niet kan bereiken wat zij wil. De rechtbank heeft verweerder wel veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is gedaan door rechter E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier S.D.C.J. Verheezen, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.