ECLI:NL:RBDHA:2023:21830
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 22 december 2023 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant had eerder beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, welke op 23 november 2023 was genomen. De rechtbank had op 21 september 2023 het beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard, waarna de opposant verzet heeft ingesteld tegen deze uitspraak. De rechtbank heeft in deze verzetprocedure geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat de opposant geen belang meer had bij een oordeel van de rechtbank, aangezien de Staatssecretaris inmiddels op zijn aanvraag had beslist. De rechtbank heeft de mogelijkheid om zonder zitting uitspraak te doen, zoals voorzien in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, benut omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond.
De opposant heeft in zijn verzet aangevoerd dat hij het niet eens was met de gehanteerde wegingsfactor van 0,25 voor de proceskostenveroordeling, en dat hij recht had op een wegingsfactor van 0,5. De rechtbank heeft echter aangegeven dat de gehanteerde wegingsfactor in lijn is met een eerdere uitspraak van 4 september 2023 en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzet ongegrond is en dat de eerdere uitspraak in stand blijft. De uitspraak is gedaan door rechter mr. B. Fijnheer in aanwezigheid van griffier S. Ayyildiz en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.