ECLI:NL:RBDHA:2023:21830

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
NL23.20198-V
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 22 december 2023 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant had eerder beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, welke op 23 november 2023 was genomen. De rechtbank had op 21 september 2023 het beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard, waarna de opposant verzet heeft ingesteld tegen deze uitspraak. De rechtbank heeft in deze verzetprocedure geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat de opposant geen belang meer had bij een oordeel van de rechtbank, aangezien de Staatssecretaris inmiddels op zijn aanvraag had beslist. De rechtbank heeft de mogelijkheid om zonder zitting uitspraak te doen, zoals voorzien in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, benut omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond.

De opposant heeft in zijn verzet aangevoerd dat hij het niet eens was met de gehanteerde wegingsfactor van 0,25 voor de proceskostenveroordeling, en dat hij recht had op een wegingsfactor van 0,5. De rechtbank heeft echter aangegeven dat de gehanteerde wegingsfactor in lijn is met een eerdere uitspraak van 4 september 2023 en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzet ongegrond is en dat de eerdere uitspraak in stand blijft. De uitspraak is gedaan door rechter mr. B. Fijnheer in aanwezigheid van griffier S. Ayyildiz en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.20198 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[opposant] , opposant

V-nummer: [V nummer]
(gemachtigde: mr. M. Grigorjan).

Procesverloop

Opposant heeft tegen de beslissing op bezwaar van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 23 november 2023 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 21 september 2023 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Opposant heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van
de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposant met zijn beroep namelijk wilde bereiken dat verweerder zou beslissen op zijn aanvraag. Omdat verweerder dit inmiddels heeft gedaan, heeft opposant geen belang meer bij een oordeel van de rechtbank over zijn beroep.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten
zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat het verzet zich richt op de
proceskosten. Opposant is het niet eens dat de rechtbank bij de veroordeling in de proceskosten - anders dan in andere zaken - een wegingsfactor van 0,25 heeft gehanteerd, terwijl verweerder heeft aangegeven 0,5 punten te willen vergoeden. Opposant begrijpt niet dat hij niet de gelegenheid heeft gekregen om op de veroordeling van de proceskosten te reageren. Opposant vindt dat hij recht heeft op een proceskostenveroordeling met een wegingsfactor van 0,5.
4. Voor de uitleg van de gehanteerde wegingsfactor verwijst de rechtbank naar zijn uitspraak van 4 september 2023 [1] . De rechtbank heeft in de lijn van deze uitspraak bij de veroordeling in de proceskosten een wegingsfactor van 0,25 gehanteerd. Omdat dit beroep niet anders is dan andere beroepen niet tijdig, heeft de rechtbank het beroep zonder zitting kunnen afdoen. Dat verweerder nog een andere wegingsfactor noemt, is niet gek omdat de verweerder hoogstwaarschijnlijk nog niet op de hoogte was van de nieuwe lijn van de rechtbank ten aanzien beroepen niet tijdig en de daarbij te hanteren wegingsfactor.
5. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak van 21 september 2023 in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van S. Ayyildiz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.