ECLI:NL:RBDHA:2023:21852

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
AWB - 22 _ 5009
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2018

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2018. Eiseres, die gehuwd was met haar echtgenoot, had bezwaar gemaakt tegen de door de inspecteur van de Belastingdienst opgelegde aanslag, die was vastgesteld op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.291. De rechtbank heeft eerder, op 20 juli 2022, het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen twee weken een besluit te nemen, met een dwangsom voor elke dag dat deze termijn werd overschreden.

Tijdens de zitting op 31 augustus 2023 heeft de rechtbank de vertegenwoordigers van beide partijen gehoord. Eiseres stelde dat de hoorplicht was geschonden, omdat zij niet voldoende in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder zich voldoende had ingespannen om eiseres te horen, en dat er voldoende mogelijkheden waren geboden voor een hoorgesprek. Eiseres had een eerder voorgesteld hoorgesprek geannuleerd en had geen gronden aangevoerd met betrekking tot de hoogte van de aanslag, waardoor de rechtbank concludeerde dat deze niet langer in geschil was.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 22/5009

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

14 september 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , wonende te [woonplaats] , eiseres(gemachtigde: [naam 1] ),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 4 augustus 2022 op het bezwaar van eiseres tegen de voor het jaar 2018 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2023.
Namens eiseres is haar echtgenoot, [naam 1] , verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 2] en mr. [naam 3] .

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiseres was in het jaar 2018 gehuwd met [naam 1] (de echtgenoot).
2. Verweerder heeft de aanslag IB/PVV 2018 in afwijking van de aangifte vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.291. Tevens is € 1 aan belastingrente in rekening gebracht. Ter onderbouwing van de aanslag heeft verweerder het (gemotiveerde) standpunt ingenomen dat een beperkte aftrek is toegestaan met betrekking tot betalingen aan Het Aalsmeers Collectief (HAC).
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag.
4. Op 20 juli 2022 heeft de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar met betrekking tot de aanslag gegrond verklaard. [1] De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de dag van verzending van die uitspraak, alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiseres van 18 augustus 2021 en daarbij bepaald dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000.
5. In geschil is of verweerder de hoorplicht heeft geschonden.
Hoorplicht
6. Eiseres stelt dat verweerder de hoorplicht heeft geschonden en verzoekt om vernietiging van de uitspraak op bezwaar. Eiseres stelt onder de verwijzing naar de hiervoor genoemde uitspraak van de rechtbank dat zij recht heeft op betaling van een dwangsom.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de hoorplicht niet geschonden.
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank zich voldoende ingespannen en eiseres voldoende in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. In een brief van 11 mei 2022 heeft verweerder drie data voor een hoorgesprek voorgesteld. Partijen hebben op 16 mei 2022 afgesproken dat het hoorgesprek zou plaatsvinden op 24 juni 2022. Eiseres heeft dit gesprek op 8 juni 2022 geannuleerd. Hierop heeft verweerder bij brief van 22 juni 2022 drie nieuwe data voorgesteld. Verweerder en eiseres hebben daarop als nieuwe datum 28 juli 2022 afgesproken. Bij brief van 22 juli 2022 schrijft verweerder dat hem bekend is geworden dat met dagtekening 14 juli 2022 aan de echtgenoot van eiseres een verzoek is verzonden met betrekking tot HAC, en omdat deze informatie mede ziet op het jaar 2018 het verweerder niet opportuun lijkt om een hoorgesprek te houden. De rechtbank acht het aannemelijk dat verweerder ten tijde van het verzenden van de brief van 22 juli 2022 nog niet op de hoogte was van de uitspraak van de rechtbank. Het begeleidend schrijven van de rechtbank bij het verzenden van die uitspraak is immers gedateerd 21 juli 2022, met als gevolg dat de uitspraak van de rechtbank op de dag van het verzenden van de annulering bij verweerder is binnengekomen waardoor het goed mogelijk is dat de berichten elkaar gekruist hebben. Verweerder heeft de echtgenoot, die zich als gemachtigde van eiseres had gesteld, vervolgens op 27 juli 2022 geprobeerd telefonisch te bereiken op het door hem in de correspondentie met de rechtbank vermelde telefoonnummer, waarbij de persoon aan de telefoon zich voorstelde als de collega van de echtgenoot en geen telefoonnummer van de echtgenoot wilde doorgeven. Vervolgens heeft verweerder in zijn brief van 28 juli 2022 twee tijdstippen voorgesteld voor een hoorgesprek, namelijk maandag 1 augustus 2022 om 13:00 uur en dinsdag 2 augustus 2022 om 14:30 uur. Met deze correspondentie heeft verweerder eiseres voldoende in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. De rechtbank neemt bij dit oordeel ook in aanmerking dat door voornoemde uitspraak van de rechtbank verweerder binnen twee weken uitspraak op bezwaar moest doen omdat anders een dwangsom verbeurd was en dat daaruit voortvloeit dat het horen op korte termijn plaats zou moeten vinden. Ook indien de brief van 28 juli 2022 eiseres eerst op 3 augustus 2022 heeft bereikt zoals eiseres aanvoert, had eiseres nog de gelegenheid om op die brief te reageren. Eiseres heeft dit niet gedaan, ondanks dat de uitspraak van de rechtbank en de daarin gestelde termijn voor het doen van uitspraak op bezwaar ook bij haar bekend moest zijn. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en ook overigens, ziet de rechtbank geen aanleiding de zaak terug te wijzen naar verweerder.
Overige geschilpunten
8. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd met betrekking tot de hoogte van de aanslag. De rechtbank maakt daaruit op dat de hoogte van de aanslag niet langer in geschil is.
9. Indien en voor zover verweerder een nieuwe of aanvullende onderbouwing voor zijn standpunt geeft in de beroepsprocedure, staat dat verweerder vrij. Van enige strijd met goede procesorde of enig beginsel van behoorlijk bestuur is geen sprake.
11. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E. Kiers, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.R.M. Dekker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 september 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).