Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 4 juni 2024
[X] te [Z] , belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur,
Procesverloop
Feiten
Oordeel van de Rechtbank
Hoorplicht
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, waarin de Rechtbank het beroep van belanghebbende tegen een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2018 ongegrond heeft verklaard. De aanslag was opgelegd op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.291. Belanghebbende stelde dat de hoorplicht was geschonden en dat de Inspecteur in strijd met de goede procesorde had gehandeld. De Rechtbank oordeelde dat de Inspecteur voldoende inspanningen had geleverd om belanghebbende in de gelegenheid te stellen te worden gehoord, ondanks dat belanghebbende het hoorgesprek had geannuleerd. In hoger beroep bevestigde het Gerechtshof Den Haag deze uitspraak, waarbij het Hof oordeelde dat er geen sprake was van schending van de hoorplicht en dat de Inspecteur zich voldoende had ingespannen om een hoorgesprek te laten plaatsvinden. Het Hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de Rechtbank.