ECLI:NL:RBDHA:2023:2187

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
NL 21.11568
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting

Op 24 februari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een Russische vreemdeling. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn aanvraag voor ambtshalve beoordeling op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 had afgewezen. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om te bepalen dat zijn uitzetting achterwege moest blijven totdat er op zijn bezwaar was beslist. De Staatssecretaris had in een brief van 16 november 2022 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de gevraagde voorziening.

De voorzieningenrechter overwoog dat, ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Aangezien de Staatssecretaris zich niet verzette tegen de toewijzing van de voorziening en er geen beletselen waren om deze toe te wijzen, besloot de voorzieningenrechter om het verzoek toe te wijzen. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten, die op € 837,- werden vastgesteld, op basis van het Besluit Proceskosten bestuursrecht.

De voorzieningenrechter gebiedde de Staatssecretaris om zich te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting van de verzoeker uit Nederland totdat er op het bezwaar was beslist. Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.11568

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker,

geboren op [verzoeker] ,
van Russische nationaliteit,
v-nummer: [verzoeker] ,
(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

In het besluit van 15 juli 2021 (primaire besluit) heeft verweerder verzoekers aanvraag over de ambtshalve beoordeling om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen.
Op 15 juli 2021 heeft verzoeker hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij verzoekschrift van 15 juli 2021 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot op het bezwaar is beslist.
Bij brief van 16 november 2022 heeft verweerder de rechtbank bericht zich niet te verzetten tegen toewijzing van de gevraagde voorziening.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Nu verweerder zich niet verzet tegen toewijzing van de gevraagde voorziening en de voorzieningenrechter ook overigens geen beletselen ziet om deze toe te wijzen, zal worden beslist als hierna aangegeven.
3. Er bestaat aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten van deze procedure. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit Proceskosten bestuursrecht voor de door de derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek toe;
  • gebiedt verweerder om zich te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting buiten het grondgebied van Nederland van verzoeker en van voorbereidingen tot zodanige maatregelen, totdat op het bezwaar is beslist;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 837,-.

Beslissing

Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van B. van der Wiel griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.