ECLI:NL:RBDHA:2023:21886
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door de verzoeker, die in beroep was gegaan tegen de afwijzing van zijn aanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoeker had op 7 augustus 2023 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Na de afwijzing op 14 augustus 2023 trok verzoeker het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit in, maar verzocht de rechtbank om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig was. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek van de verzoeker om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank overweegt dat, omdat verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen, verzoeker recht heeft op vergoeding van de gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt deze kosten vast op € 209,25, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener en de lichte aard van de zaak.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op basis van een wegingsfactor van 0,25, omdat het belang van de zaak zeer beperkt was en de aard van de zaak als eenvoudig werd beschouwd. De beslissing om verweerder te veroordelen in de proceskosten is genomen door rechter G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier N. Khalloufi. De uitspraak is openbaar gemaakt op 2 november 2023.