ECLI:NL:RBDHA:2023:21900

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
22/2899
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit over verdragsgerechtigdheid en bijdrageplicht voor medische zorg in Italië

In deze zaak heeft eiseres, een Nederlandse vrouw die sinds 2 oktober 2020 in Italië woont, beroep ingesteld tegen een besluit van het Centraal Administratie Kantoor (CAK) dat haar met terugwerkende kracht vanaf 2 oktober 2020 als verdragsgerechtigde heeft aangemerkt. Dit besluit volgde op een eerdere mededeling van het CAK waarin werd gesteld dat eiseres niet meer verdragsgerechtigd was omdat zij in Italië verplicht verzekerd zou zijn. Eiseres betwist de terugwerkende kracht van de bijdrageplicht en stelt dat zij pas vanaf 28 maart 2022 weer verdragsgerechtigd zou moeten zijn. De rechtbank heeft de zaak op 13 september 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet betwist dat zij vanaf 2 oktober 2020 verdragsgerechtigd is, maar is het niet eens met de verplichting om met terugwerkende kracht een bijdrage te betalen. De rechtbank heeft de relevante wetgeving, waaronder artikel 69 van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en Verordening (EG) 883/2004, in haar beoordeling betrokken. De rechtbank concludeert dat de verplichting om een bijdrage te betalen dwingend van karakter is en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de toepassing van deze wetgeving zouden kunnen verzachten. Eiseres heeft geen recht op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van reiskosten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2899

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], Italië, eiseres

en

het Centraal Administratie Kantoor, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.M. Nijman).

Inleiding

In het besluit van 5 november 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres meegedeeld dat zij vanaf 2 oktober 2020 niet meer verdragsgerechtigd is omdat zij in haar woonland verplicht verzekerd is.
Met het bestreden besluit van 1 april 2022 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder het primaire besluit herroepen en eiseres met terugwerkende kracht vanaf 2 oktober 2020 als verdragsgerechtigde aangemerkt.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 13 september 2023 op zitting behandeld. Ter zitting zijn verschenen eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

1.1.
Eiseres is geboren op [geboortedag] 1954, heeft de Nederlandse nationaliteit en woont sinds 2 oktober 2020 in Italië. Bij het besluit van 27 november 2020 heeft verweerder eiseres laten weten dat zij op grond van artikel 69, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en Verordening (EG) 883/2004 als verdragsgerechtigde recht heeft op medische zorg in Italië, ten koste van Nederland.
1.2.
Naar aanleiding van informatie die verweerder ontving van de Italiaanse bevoegde instantie, waaruit verweerder afleidde dat eiseres pensioen ontving in Italië, heeft verweerder het primaire besluit genomen. Verweerder oordeelde daarin dat eiseres in het woonland verplicht verzekerd is voor ziektekosten. Zodoende was zij vanaf 2 oktober 2020 geen verdragsbijdrage aan Nederland meer verschuldigd en kreeg zij de al betaalde bijdrage terug. Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
2. Verweerder heeft in het bezwaar van eiseres aanleiding gezien om het primaire besluit te herroepen. Omdat eiseres een Nederlands pensioen ontvangt, en niet een Italiaans pensioen, draagt Nederland de kosten van haar medische zorg in Italië. Bij brief van 28 maart 2022 heeft verweerder eiseres laten weten dat zij per 2 oktober 2020 verdragsgerechtigd is en een verdragsbijdrage is verschuldigd. Deze bijdrage zal worden ingehouden op het pensioen van eiseres.

Standpunten van partijen

3. Eiseres vindt het onredelijk dat zij met terugwerkende kracht verdragsgerechtigd wordt geacht en dus de verdragsbijdrage over de verstreken periode moet betalen. Zij heeft, na het primaire besluit, niet de Europese ziekteverzekeringskaart (EHIC) gebruikt of kunnen gebruiken. Eiseres stelt dat ze pas vanaf 28 maart 2022 weer verdragsgerechtigd zou moeten zijn en pas vanaf die datum een bijdrage zou moeten betalen.
4. Verweerder stelt dat eiseres op grond van artikel 69, eerste lid, van de Zvw en Verordening (EG) 883/2004 aan te merken is als verdragsgerechtigde. Eiseres ontvangt een Nederlands AOW-pensioen en een pensioen van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn. Zij heeft in Italië recht op medische zorg voor rekening van Nederland. Hiervoor is eiseres een bijdrage verschuldigd. Het moment van inschrijving van eiseres bij de Italiaanse verzekeringsinstelling is niet van belang voor de bijdrageplicht. Omdat eiseres met ingang van 2 oktober 2020 in Italië woont en een Nederlands pensioen ontvangt en niet op grond van een wettelijke regeling in Italië is verzekerd voor ziektekosten, is zij aan te merken als verdragsgerechtigde. Dit vloeit rechtstreeks uit de Verordening voort. Op grond van artikel 69, tweede lid, van de Zvw mag verweerder dan een bijdrage innen. Dit is een dwingendrechtelijke bepaling. Uit rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep blijkt dat noch de datum van inschrijving noch het antwoord op de vraag of eiseres gebruik heeft kunnen maken van de verstrekkingen waarop zij recht had hierop van invloed zijn. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Het beoordelingskader
6. Op dit beroep zijn de Verordening en de Zvw van toepassing.
Ingevolge artikel 24 van Vo 883/2004 heeft een rechthebbende op een wettelijk pensioen of uitkering die in een andere lidstaat van de Europese Unie is gaan wonen, recht op medische zorg in het woonland, ten laste van het pensioenland, voor zover die gepensioneerde in zijn woonland geen persoonlijk recht heeft op zorg.
Ingevolge artikel 30 van Vo 883/2004 mag vervolgens het pensioenland op de pensioenen van deze gepensioneerden een bijdrage inhouden, indien de kosten voor medische zorg voor rekening komen van het pensioenland.
Ingevolge artikel 69, tweede lid, van de Zvw zijn de in het buitenland wonende personen die recht hebben op zorg in hun woonland ten laste van Nederland een zogeheten buitenlandbijdrage verschuldigd.
Het oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet betwist dat zij vanaf 2 oktober 2020 verdragsgerechtigd is. Eiseres is het er niet mee eens dat zij met terugwerkende kracht vanaf 2 oktober 2020 een bijdrage moet betalen.
7.1.
De verplichting om een bijdrage te betalen is vastgelegd in artikel 69, tweede lid, van de Zvw. Dit is een bepaling die dwingend van karakter is. De Zvw kent geen hardheidsclausule of coulanceregeling. Volgens vaste rechtspraak zijn er echter bijzondere gevallen denkbaar waarin strikte toepassing van een wettelijk voorschrift van dwingendrechtelijke aard zozeer in strijd is met het ongeschreven recht dat zij op grond daarvan geen rechtsplicht meer kan zijn. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is in dit geval niet gebleken. Dat eiseres geen gebruik heeft kunnen maken of heeft gemaakt van de EHIC en dat het formulier verkeerd is ingevuld door de Italiaanse instantie zijn geen bijzondere omstandigheden op grond waarvan de verplichting tot het betalen van een bijdrage niet meer zou gelden. Voor dit oordeel verwijst de rechtbank naar de door verweerder genoemde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, de hoogste Nederlandse bestuursrechter in zaken als deze (zie noot 1).
8. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt daarom ook geen vergoeding van haar reiskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van mr. S.R. Veili, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2425, te vinden op de website rechtspraak.nl.