ECLI:NL:RBDHA:2023:21901

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
22/6258
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van WW-uitkering en beslagvrije voet in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidswet (WW), en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV waarin werd aangegeven dat de berekende beslagvrije voet niet zou worden herzien. Eiseres had in het verleden niet doorgegeven dat zij had gewerkt, wat leidde tot een terugvordering van een bedrag van € 3.213,81 en een opgelegde boete. De rechtbank heeft het beroep van eiseres behandeld, waarbij eiseres niet ter zitting verscheen en de gemachtigde van het UWV zonder bericht afwezig was.

De rechtbank heeft de hoogte van de beslagvrije voet en de aflossingscapaciteit beoordeeld. Eiseres stelde dat zij slechts € 50,00 per week overhoudt voor boodschappen en dat de conclusie van het UWV onredelijk was. Het UWV daarentegen stelde dat eiseres geen nieuwe feiten aanvoerde en dat de beslagvrije voet correct was vastgesteld, rekening houdend met de bijstandsnorm en de huurtoeslag die eiseres ontving. De rechtbank oordeelde dat het UWV de beslagvrije voet correct had vastgesteld en dat de aflossingscapaciteit van eiseres ook juist was berekend. Eiseres had geen bewijs geleverd dat de toepassing van de aflossingscapaciteit tot een kennelijk onredelijk resultaat leidde.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontving. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/6258

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. T. Eversteijn).

Inleiding

Met het besluit van 25 april 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres laten weten de berekende beslagvrije voet niet te herzien.
Met het bestreden besluit van 7 september 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 25 september 2023 op zitting behandeld. Eiseres heeft de rechtbank laten weten niet te verschijnen ter zitting, de gemachtigde van verweerder is zonder bericht niet verschenen ter zitting.

Totstandkoming van het besluit

1. Eiseres ontving een uitkering op grond van de Werkeloosheidswet (WW). Zij heeft in de periode van 26 maart 2012 tot en met 13 juli 2014 en de periode van 14 juli 2014 16 november 2016 gewerkt. Dit heeft zij niet doorgegeven aan verweerder met als gevolg dat verweerder een bedrag heeft teruggevorderd en een boete heeft opgelegd. Ten tijde van het primaire besluit ging het om een openstaand bedrag van € 3.213,81. Eiseres wordt geacht een bedrag van € 146,00 af te lossen op grond van een beslagvrije voet van € 761,00.
2. In het bestreden besluit is verweerder bij de berekende beslagvrije voet gebleven. Verweerder stelt dat de beslagvrije voet het bedrag is dat van de overheid moet overblijven om te kunnen voorzien in de basiskosten van het levensonderhoud. Dit betekent echter niet dat er rekening wordt gehouden met het volledige huurbedrag en alle overige volledige bedragen aan vaste lasten. Er is uitgegaan van een totaal netto inkomen van € 1.183. De geldende bijstandsnorm per 1 januari 2022 bedraagt € 1.091,71. De beslagvrije voet is 95 % daarvan, wat in het geval van eiseres uitkomt op een bedrag van € 1.037,00. Het bedrag dat overblijft is de aflossingscapaciteit, in dit geval € 146,00.

De standpunten van de partijen

3. Eiseres stelt dat zij slechts € 50,00 per week overhoudt om boodschappen van te doen. De conclusie van verweerder, dat zij € 146,00 zou kunnen missen, is dus onredelijk of onbillijk. Eiseres heeft het moeilijk door de verdubbeling van haar maandelijkse energielasten en van het feit dat boodschappen 20 % duurder zijn geworden.
4. Verweerder stelt dat eiseres geen nieuwe feiten of omstandigheden aanvoert en zodoende wordt er geen aanleiding gezien om het standpunt te wijzigen. Wat betreft de vaste lasten van eiseres, blijkt uit de berekening van de afloscapaciteit van november 2020 dat eiseres een huurtoeslag van € 295,00 ontvangt. Verweerder gaat er vanuit dat eiseres die bedragen nog steeds ontvangt. Hierdoor zouden de vaste lasten van eiseres verlaagd worden van € 1.080,00 naar € 690,00. Dit zou ongeveer € 500,00 over laten om te besteden, de huidige aflossingscapaciteit vindt verweerder dan ook niet onredelijk. Wat betreft de energiekosten stelt verweerder dat eiseres daarvoor recht heeft op een energietoeslag omdat haar inkomen lager is dan € 1.310,05.

Beoordeling door de rechtbank

5.1.
In artikel 36b WW is bepaald dat bij ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld met betrekking tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij is vastgesteld dat onverschuldigd is betaald.
5.2.
In artikel 1, onder q, van de Regeling tenuitvoerlegging bestuurlijke boeten en terugvordering onverschuldigde betalingen (de Regeling) wordt onder aflossingscapaciteit verstaan: het deel van het inkomen van de schuldenaar dat met inachtneming van de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), kan worden aangewend voor betaling of verrekening van de vordering.
5.3.
In artikel 475d, vijfde lid, Rv is bepaald dat de beslagvrije voet wordt verhoogd met:
a. a) de premie van een door de schuldenaar gesloten ziektekostenverzekering, verminderd met de normpremie, bedoeld in artikel 2 Wet op de zorgtoeslag, voor zover reeds begrepen in de bijstandsnorm zoals die voor de schuldenaar geldt ingevolge het eerste, tweede en vierde lid, en met de krachtens die wet ontvangen zorgtoeslag, telkens wanneer deze premie vervalt terwijl het beslag ligt;
b) de voor rekening van de schuldenaar komende woonkosten verminderd met ontvangen huurtoeslag of woonkostentoeslag, voor zover de woonkosten, na deze vermindering, meer bedragen dan het bedrag, genoemd in artikel 17, tweede lid, Wet op de huurtoeslag, met dien verstande dat de verhoging van de beslagvrije voet niet meer bedraagt dan het huurtoeslagbedrag waarop de schuldenaar, uitgaande van de laagste inkomenscategorie, krachtens artikel 21 Wet op de huurtoeslag ten hoogste aanspraak heeft.
5.4.
In artikel 4, tweede lid, van de Regeling is bepaald dat de periodieke betaling of verrekeningen door verweerder zodanig worden vastgesteld dat gebruik wordt gemaakt van de volledige aflossingscapaciteit van de schuldenaar.
5.5.
In artikel 4, zesde lid, van de Regeling is bepaald dat artikel 3, zevende lid, van de Regeling van overeenkomstige toepassing. In artikel 3, zevende lid, van de Regeling is bepaald dat indien toepassing van dit artikel tot een kennelijk onredelijk resultaat leidt, verweerder hiervan kan afwijken.
6. In geschil zijn de hoogte van de beslagvrije voet en de aflossingscapaciteit.
7. Verweerder heeft de beslagvrije voet correct vastgesteld in overeenstemming met artikel 475d Rv. Verweerder heeft bij de berekening van de beslagvrije voet rekening gehouden met de bijstandsnorm van 95 %. Hierbij heeft verweerder rekening gehouden met de kosten van het levensonderhoud van eiseres en de huurtoeslag die eiseres ontvangt. Verweerder heeft terecht opgemerkt geen rekening te kunnen houden met het volledige huurbedrag en met alle overige volledige bedragen aan vaste lasten. De beroepsgrond slaagt niet.
8. De aflossingscapaciteit van eiseres is correct vastgesteld. Bij de toepassing van de aflossingscapaciteit dient verweerder toepassing te geven aan de Regeling. Uit hetgeen overwogen onder 5.4 blijkt dat verweerder slechts in uitzonderlijke gevallen gebruik kan maken van de bevoegdheid om af te wijken van artikel 4 van de Regeling. Daarbij kan gedacht worden aan het tijdelijk prioriteit geven aan betalingsregelingen met derden om een dreigende afsluiting van energielevering of ontruiming van de woning te voorkomen. Daarvan is in dit geval niet gebleken. [1] Eiseres heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de toepassing van de aflossingscapaciteit leidt tot een kennelijk onredelijk resultaat. Er is voor verweerder dan ook geen grond om hiervan af te wijken. Verweerder heeft terecht besloten dat eiseres haar volledige aflossingscapaciteit moet aanwenden om de vordering van verweerder te voldoen. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van mr. S.R. Veili, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3215.