ECLI:NL:RBDHA:2023:21901
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van WW-uitkering en beslagvrije voet in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidswet (WW), en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV waarin werd aangegeven dat de berekende beslagvrije voet niet zou worden herzien. Eiseres had in het verleden niet doorgegeven dat zij had gewerkt, wat leidde tot een terugvordering van een bedrag van € 3.213,81 en een opgelegde boete. De rechtbank heeft het beroep van eiseres behandeld, waarbij eiseres niet ter zitting verscheen en de gemachtigde van het UWV zonder bericht afwezig was.
De rechtbank heeft de hoogte van de beslagvrije voet en de aflossingscapaciteit beoordeeld. Eiseres stelde dat zij slechts € 50,00 per week overhoudt voor boodschappen en dat de conclusie van het UWV onredelijk was. Het UWV daarentegen stelde dat eiseres geen nieuwe feiten aanvoerde en dat de beslagvrije voet correct was vastgesteld, rekening houdend met de bijstandsnorm en de huurtoeslag die eiseres ontving. De rechtbank oordeelde dat het UWV de beslagvrije voet correct had vastgesteld en dat de aflossingscapaciteit van eiseres ook juist was berekend. Eiseres had geen bewijs geleverd dat de toepassing van de aflossingscapaciteit tot een kennelijk onredelijk resultaat leidde.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontving. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.