In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 oktober 2023, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld van een asielzoeker die een tewerkstellingsvergunning heeft aangevraagd. De werkgever van verzoeker had eerder een vergunning verkregen voor de periode van 27 juni 2023 tot 10 december 2023, maar de aanvraag voor verlenging werd door de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen afgewezen. Verzoeker maakte bezwaar tegen deze afwijzing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk gegrond is en wijst het toe zonder zitting, op basis van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht. De voorzieningenrechter stelt vast dat de 24-wekentermijn, die aan asielzoekers is opgelegd, onverbindend is verklaard in eerdere uitspraken, omdat deze in strijd is met de Opvangrichtlijn. Hierdoor heeft verzoeker een redelijke kans van slagen in zijn bezwaar. De voorzieningenrechter bepaalt dat verzoeker vanaf 10 december 2023 moet worden behandeld alsof zijn werkgever in het bezit is van een tewerkstellingsvergunning. Tevens wordt verweerder opgedragen het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden. Deze uitspraak is van belang voor de rechtspositie van asielzoekers op de arbeidsmarkt en de toepassing van de tewerkstellingsvergunningen.