ECLI:NL:RBDHA:2023:22062

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
27 maart 2024
Zaaknummer
10712420 \ RP VERZ 23-50567
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens werkweigering en de rechtsgeldigheid daarvan

In deze zaak heeft de werknemer, die op 20 maart 2023 in dienst trad als chauffeur/monteur, een verzoek ingediend om de werkgever te veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen na een ontslag op staande voet. Dit ontslag vond plaats op 20 juli 2023, nadat de werknemer weigerde een opdracht van de werkgever op te volgen om terug te keren naar Zoetermeer voor een route in Amsterdam. De werknemer voerde aan dat het ontslag onterecht was, omdat hij bezig was met een andere route en de werkgever niet had voldaan aan zijn verplichtingen, zoals het regelen van overnachtingen.

De werkgever verweerde zich door te stellen dat de werknemer in strijd met de gegeven instructies had gehandeld en dat het ontslag op staande voet gerechtvaardigd was. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever in redelijkheid de opdracht had mogen geven en dat de werknemer ernstig verwijtbaar had gehandeld door deze niet op te volgen. De kantonrechter concludeerde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was en wees het verzoek van de werknemer af. De proceskosten werden aan de werknemer opgelegd.

De uitspraak benadrukt het belang van het opvolgen van redelijke instructies van de werkgever en de omstandigheden waaronder ontslag op staande voet gerechtvaardigd kan zijn. De kantonrechter stelde vast dat de werkgever afhankelijk was van tijdige leveringen aan klanten, wat de noodzaak van de gegeven instructie onderstreepte.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Den Haag
EVV/B
Zaaknr.: 10712420 \ RP VERZ 23-50567
Datum: 12 december 2023
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. C.I.M. Molenaar,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ille Papier-Service NL B.V.,
gevestigd te Goes,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. A.J.K. Fluit.
Partijen worden aangeduid als “de werknemer” en “de werkgever”.

1.Het procesverloop

1.1.
De werknemer heeft een verzoek gedaan, primair om de werkgever te veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen, en subsidiair om ten laste van de werkgever de transitie vergoeding en een billijke vergoeding toe te kennen, alsmede de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.750,-- en de wettelijke rente over de aan de werknemer toekomende bedragen, vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag der voldoening. Daarnaast heeft de werknemer verzocht bij wijze van voorlopige voorziening de werkgever te veroordelen tot betaling van het loon ad € 2.200,00 bruto per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag, vanaf 1 juli tot de datum dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd en de werknemer in staat te stellen de arbeidsovereenkomst op de gebruikelijke en overeengekomen wijze te hervatten, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat de werkgever daarmee in gebreke blijft.
De werkgever heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 14 november 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft de werknemer bij brief van 10 november 2023 nog stukken toegezonden. Vervolgens is de behandeling aangehouden ten einde partijen in de gelegenheid te stellen in overleg te treden.
1.3
Bij email van 28 november 2023 heeft de werkgever te kennen gegeven dat partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen en beschikking gevraagd. Waarna beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De werknemer, geboren op [geboortedag] 1983, is op 20 maart 2023 in dienst getreden bij de werkgever. De laatste functie die de werknemer vervulde, is die van chauffeur/monteur, met een salaris van € 2.200,00, exclusief 8% vakantietoeslag.
2.2.
In een whatsapp bericht van 20 juli 2023 om 09.43 uur heeft werkgever aan werknemer bericht:
“Beste [verzoeker] , ik ga er vanuit dat je straks in Zoetermeer bent en ik heb je uitgelegd waarom er zijn klanten die wachten op ons. Ik heb je 2 keer gevraagd om naar Zoetermeer te komen en je weigert dat kan natuurlijk niet dat is werkweigering. Ik stel je hierbij schriftelijk nog 1 maal de vraag om naar Zoetermeer te komen en de route die voor vandaag gepland stond te komen laden.”.
Daarop heeft werknemer om 10.09 uur geantwoord:
“Ik heb ook afspraken vandaag en morgen met klanten in deze route gemaakt! Die verwachten mij.”.
en om 10.10 uur:
“Ik doe gewoon me werk!”.
en om 10.14 uur:
“En nogmaals ik weiger niks!!!! Ik ben gewoon met me werk bezig maar omdat jij zelf keer op keer een probleem maakt van een overnachting bij van der Valk en ook daarbij nog vermelden dat je dan bedragen van me Salaris in gaat houden.”.
en om 10.18 uur:
“En ik zie dit als een bedreiging schriftelijk de vraag stellen om terug te komen omdat ik volgens jou aan werkweigering zou voldoen? Nogmaals ik doe gewoon me werk!!!!”.
Daarop heeft werkgever aan werknemer bericht:
“Beste [verzoeker] je blijkt toch door te rijden terwijl ik je 3 keer heb gevraagd terug naar Zoetermeer te komen. Dit is de laatste keer dat ik het vraag terug naar Zoetermeer te rijden ben je er niet binnen 2 uur dan volgt helaas ontslag op staande voet.”.
2.3
Bij brief van 20 juli 2023 heeft werkgever aan werknemer bericht:
“Nadat je vandaag, ondanks meerdere waarschuwingen, niet terug bent gekomen naar Zoetermeer om je werk te doen ben je op staande voet ontslagen.
Nadat je dinsdag en woensdag een overnachtingsroute had zou je donderdag een route Amsterdam rijden. In de route Amsterdam zaten veel klanten die gebeld hadden en war we gezegd hebben dat de chauffeur komt. Ik zag je echter niet in Zoetermeer op donderdagochtend. Toen ik je belde heb je verteld dat je nog klanten ging rijden in het oosten van Nederland zonder dat met iemand te overleggen.
Ik heb je zowel mondeling als per app gevraagd naar Zoetermeer te komen m de route Amsterdam te komen laden zoals gepland. Je hebt een aantal keer geweigerd en zei dat je niet terug zou komen.
Ik heb je daarop nog een keer de kans gegeven om binnen 2 uur terug te zijn op Zoetermeer omdat anders ontslag op staande voet zou volgen voor werkweigering.
Je hebt hier geen gehoor aan gegeven en bent je eigen plan gaan trekken.
Dit betekent dat je per donderdag 20 juli ontslagen bent op staande voet. (….)”.

3.Het verzoek

3.1.
De werknemer verzoekt de werkgever te veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen, op grond van artikel 7:682 lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Aan dit verzoek legt de werknemer ten grondslag – kort gezegd – dat het gegeven ontslag op staande voet in strijd is met artikel 7:669 lid 3, onderdeel f, BW, omdat er geen sprake was van een redelijke opdracht. In dat kader heeft de werknemer het volgende -verkort weergegeven-aangevoerd.
Werknemer was op dinsdag 18 juli 2023 een route aan het rijden in het oosten van het land. Omdat de route over meerdere dagen was uitgestreken en werkgever de overnachting niet goed had geregeld, hetgeen niet de eerste keer was, is werknemer die avond terug gereden naar huis om de volgende dag zijn route af te maken. De geplande route van twee dagen moest daardoor worden uitgebreid naar vier dagen, zodat werknemer ook op donderdag 20 en vrijdag 21 juli zijn klanten in het oosten van Nederland moest bedienen om zijn auto leeg te krijgen.
Toen werknemer op donderdag 20 juli 2023 door werkgever werd gesommeerd naar Zoetermeer te komen om de klanten in Amsterdam te bedienen heeft werknemer laten weten dat hij nog bezig was met zijn route in het oosten van Nederland en die klanten niet wilde laten stikken.
Hoewel werknemer vervolgens op staande voet is ontslagen heeft hij zijn route op vrijdag 21 juli 2023 in het oosten van het land afgemaakt.
Deze omstandigheden, waaronder het tekortschieten van werkgever bij het reserveren van de noodzakelijk overnachtingen en het loyale doorwerken na het ontslag op staande voet, rechtvaardigen niet het gegeven ontslag op staande voet. Werkgever had kunnen cq. moeten volstaan met een schriftelijke waarschuwing of berisping nu een ontslag op staande voet een ultiem middel is dat slechts in uitzonderlijke gevallen mag worden gebruikt.

4.Het verweer

4.1.
De werkgever verweert zich en stelt dat het verzoek om haar te veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen, moet worden afgewezen. Daaruit volgt, zo stelt werkgever, dat ook de subsidiaire verzoeken moeten worden afgewezen.
Op dit verweer wordt, voor zover van belang, hierna nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de werkgever moet worden veroordeeld om de arbeidsovereenkomst te herstellen en/of aan de werknemer een billijke vergoeding moet worden toegekend, omdat een dringende reden aan het gegeven ontslag op staande voet zou ontbreken zoals werknemer meent. Voor zover het verzoek om herstel van de arbeidsovereenkomst niet kan worden toegewezen, komt gelet op het subsidiaire verzoek aan de orde de vraag of aan de werknemer een billijke vergoeding moet worden toegekend.
5.2.
De werknemer heeft het verzoek tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
5.3.
De kantonrechter neemt tot uitgangspunt dat in zaken die voortvloeien uit Titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals deze zaak, het bewijsrecht in beginsel van toepassing is, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet. In dit geval verzet de aard van de zaak zich niet tegen toepassing van het bewijsrecht.
5.4.
Uitgangspunt voor de beoordeling van dit geschil is de dringende reden, zoals die is opgenomen in de brief van 20 juli 2023, te weten: werkweigering.
5.5.
In deze procedure is niet in geschil dat dat tussen een werkgever en een werknemer een gezagsverhouding bestaat en dat werkgever in die verhouding een instructierecht toekomt om werknemer opdrachten te geven. Vaststaat dat werknemer in strijd met de opdrachten van de werkgever heeft gehandeld. Vraag in deze is of werkgever in redelijkheid werknemer, terwijl die bezig was met rijden van een route in het oosten van Nederland, opdracht heeft mogen geven terug te keren naar Zoetermeer om vervolgens een route in Amsterdam te rijden. De kantonrechter is van oordeel dat werkgever in redelijkheid die opdracht heeft mogen geven. Hij overweegt daartoe het navolgende.
5.6.
Werkgever heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling onweersproken aangevoerd dat de te bedienen klanten in Amsterdam een groot deel van de omzet van zijn onderneming uitmaken en dat op dat moment directe bediening noodzakelijk was, hetgeen door hem ook aan de klant was toegezegd. Daarnaast staat als onweersproken vast dat werkgever op dat moment geen andere chauffeur in Zoetermeer beschikbaar had en dat werknemer daarvan op de hoogte was. Het is onder die omstandigheden niet aan een werknemer een opdracht van de werkgever om bepaalde klanten te bedienen naast zich neer te leggen en zijn eigen plan te trekken, temeer niet nu die opdracht expliciet is herhaald. Een werkgever moet immers, in het kader van een goede bedrijfsvoering, er van uit kunnen gaan dat zijn opdrachten, voor zover redelijk, worden uitgevoerd. Feiten of omstandigheden die het oordeel zouden kunnen rechtvaardigen dat de gegeven opdracht onredelijk was, zijn verder gesteld, noch gebleken.
5.7.
Nu werkgever de werknemer telefonisch en per whatsapp heeft gesommeerd terug te komen naar Zoetermeer om alsnog de route naar Amsterdam te rijden, alsmede heeft gewaarschuwd voor de gevolgen die de opstelling van werknemer zouden hebben, heeft werknemer ten onrechte geen gehoor gegeven aan de expliciet gegeven, redelijke, opdracht en zich daarmee schuldig gemaakt aan werkweigering. Daarmee heeft werknemer ernstig verwijtbaar gehandeld.
5.8.
De stelling van werknemer dat werkgever ook had kunnen kiezen voor een schriftelijke waarschuwing of een berisping wordt verworpen. Werkgever bevond zich door de opstelling van werknemer in een onmogelijke positie. Een werkgever, zeker in de (transport)sector, waarin klanten afhankelijk zijn van de tijdige levering van goederen, moet er op kunnen vertrouwen dat werknemers gegeven opdrachten uitvoeren.
5.9.
De door werknemer aangehaalde jurisprudentie van het Gerechtshof Den Bosch ziet op andere situaties die niet vergelijkbaar zijn met de onderhavige.
5.10.
De conclusie is dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. De kantonrechter zal het verzoek van de werknemer om de werkgever te veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen, met de daaruit voortvloeiende neven vorderingen, daarom afwijzen.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van de werknemer, omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst het verzoek af;
6.2.
veroordeelt de werknemer tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de werkgever tot en met vandaag vaststelt op € 398,00, als salaris gemachtigde;
6.3.
verklaart deze beschikking met betrekking tot de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. O. van der Burg en uitgesproken ter openbare zitting van 12 december 2023.