In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat er niet tijdig is beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ten behoeve van zijn moeder en zusje. Eiser diende zijn aanvraag op 2 januari 2022 in, welke op 5 januari 2022 door verweerder is ontvangen. De wet vereist dat verweerder binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslist, maar deze termijn werd door verweerder met drie maanden verlengd. Eiser heeft geen verweerschrift ontvangen van verweerder.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet binnen de gestelde termijn heeft beslist. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 209,25, en het griffierecht van € 184,- moet door verweerder worden vergoed.
De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden. De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 november 2023. Eiser kan binnen vier weken na de verzending van de uitspraak beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met deze uitspraak.