ECLI:NL:RBDHA:2023:22162

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
C/09/651496 HA RK 23-203
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een statutair bestuurder en afwijzing van verzoek tot billijke vergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 december 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker], de voormalig Chief Executive Officer van Medis Medical Imaging Systems B.V., die verzocht om een billijke vergoeding na zijn ontslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoeker] op 1 januari 2019 in dienst trad en statutair bestuurder werd van Medis. De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarin [verzoeker] zijn verzoek indiende op 31 juli 2023, en Medis haar verweerschrift op 10 oktober 2023 indiende. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 oktober 2023 zijn beide partijen verschenen, en de zaak is aangehouden voor een minnelijke regeling. Uiteindelijk heeft [verzoeker] verzocht om een beschikking.

De rechtbank heeft de feiten van de zaak besproken, waaronder de zorgen van de Raad van Commissarissen (RvC) over het functioneren van [verzoeker] en de financiële situatie van Medis. De RvC had herhaaldelijk kritiek geuit op het beleid van [verzoeker], en er waren zorgen over de omzet en de strategie van het bedrijf. De rechtbank concludeerde dat er een redelijke grond voor ontslag was, omdat [verzoeker] niet voldeed aan de verwachtingen van de RvC en de onderneming in een kwetsbare financiële situatie verkeerde. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van Medis, waardoor het verzoek om een billijke vergoeding werd afgewezen.

Daarnaast heeft de rechtbank de verzoeken van [verzoeker] om betaling van bonussen over 2022 en 2023 en om matiging van het relatiebeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat Medis niet in strijd had gehandeld met de arbeidsovereenkomst en dat het relatiebeding niet onbillijk was. De rechtbank heeft [verzoeker] veroordeeld in de proceskosten, en de verzoeken zijn afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
JvdB/cd
Zaaknummer: C/09/651496 HA RK 23-203
Uitspraakdatum: 21 december 2023
Beschikking van de rechtbank in de zaak van:
[verzoeker] ,wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. J.L.J.J. Nelissen,
tegen
de besloten vennootschap
Medis Medical Imaging Systems B.V.,
gevestigd te Leiden,
verweerster,
gemachtigde: mr. J.G.N. Zincken.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [verzoeker] ” en “Medis”.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van [verzoeker] , met producties 1 tot en met 26, ingekomen bij de griffie op 31 juli 2023;
  • het verweerschrift van Medis, met producties 1 tot en met 35, ingekomen bij de griffie op 10 oktober 2023;
  • de aanvullende producties 27 tot en met 29 van de zijde van [verzoeker] , ingekomen bij de griffie op 13 oktober 2023;
  • de aanvullende productie 37 van de zijde van Medis, ingekomen bij de griffie op 16 oktober 2023.
1.2.
Op 17 oktober 2023 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaats gevonden. Verschenen zijn [verzoeker] in persoon, bijgestaan door mr. Nelissen. Namens Medis zijn dhr. [naam 1] en dhr. [naam 2] verschenen, bijgestaan door mr. Zincken. Daarbij zijn door beide partijen pleitaantekeningen overgelegd, die zich in het procesdossier bevinden. Van het overige verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zich ook in het procesdossier bevinden. De zaak is daarna met veertien dagen aangehouden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen tot een minnelijke regeling te komen. Bij brief van 27 oktober 2023 heeft [verzoeker] verzocht een beschikking te geven.
1.3.
De datum van de beschikking is vervolgens bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] is op 1 januari 2019 in dienst getreden bij Medis in de functie van Chief Executive Officer. Hij is per die datum benoemd tot statutair bestuurder. In de arbeidsovereenkomst is – voor zover hier relevant – het volgende bepaald:
“(…)
Artikel 15: concurrentie/relatiebeding
15.1
Het is de werknemer zowel tijdens de arbeidsovereenkomst als gedurende een periode van een jaar na het eindigen daarvan verboden om in Nederland, direct noch indirect, noch voor zichzelf noch voor derden, in enigerlei vorm werkzaam of betrokken te zijn in of bij enige onderneming met activiteiten die gelijk, gelijksoortig, aanverwant of op enig andere wijze concurrerend zijn aan of met de activiteiten van werkgever of die van met de werkgever gelieerde ondernemingen, hieronder onder meer begrepen het financieel of op andere wijze deelnemen aan en/of het hebben van directe of indirecte zeggenschap over een dergelijke onderneming.
15.2
Het is de werknemer zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever verboden om gedurende een tijdvak van een jaar na het eindigen van de arbeidsovereenkomst als zelfstandig ondernemer, als werknemer in dienst van derden of anderszins, direct of indirect, om niet of tegen betaling, zaken of diensten gelijk aan of vergelijkbaar met die waarop de onderneming van de werkgever zich toelegt, te leveren aan diegenen die op enig tijdstip gedurende de laatste drie jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst dergelijke zaken of diensten van de werkgever betrokken, dan wel om gedurende het genoemde tijdvak op enigerlei wijze betrokken te zijn bij, belang te hebben bij financieel geïnteresseerd te zijn bij de levering van zulke zaken of diensten aan de genoemde derden. Dan wel om gedurende het genoemde tijdvak met deze derden contacten van commerciële aard te onderhouden.”
Artikel 22: Performance Bonus Plan and SARS
22.1
De werknemer komt in aanmerking voor een jaarlijkse Performance Bonus, die enerzijds is gebaseerd op het bruto jaarsalaris van de werknemer en anderzijds op de realisatie door de werknemer van de in het betreffende bonusjaar vastgestelde targets. Deze targets worden jaarlijks na overleg met de werknemer door de werkgever vastgesteld en opgenomen in een Performance Bonus Plan, voor het eerst met ingang van het jaar 2020. De betaling van de Performance Bonus staat ter discretionaire bepaling van de werkgever en geschiedt na afloop van het bonusjaar uiterlijk in de maand na de goedkeuring en vaststelling van de jaarrekening van de werkgever betreffende het bonusjaar. De werknemer kan aan een bonusbetaling in het verleden geen rechten ontlenen voor toekomstige bonusbetalingen. (…)”
2.2.
Op 9 september 2020 heeft [naam 1] met [verzoeker] gesproken en zorgen en wensen van de RvC geuit over de wijze waarop [verzoeker] de onderneming tot dan toe heeft geleid. [naam 1] stuurt hier – per e-mail van diezelfde dag – een bericht over aan [naam 3] en [naam 4] . In de e-mail staat – voor zover hier relevant – het volgende:
“(…)
Ik heb daarnet met Hans gesproken en onze zorgen en wensen (zie onder) gecommuniceerd. Hij heeft het begrepen. De punten zullen in de volgende RvC worden geadresseerd. (…)
De leden van de RvC beginnen zich zorgen te maken om een paar redenen:
(…)
2: Het is nodig om snel commercieel veel agressiever te worden, ook met prioriteit QFR. Daarnaast lijkt het dat we geen gelijke tred houden met de markt voor medical imaging, afgaande op de verkopen van de OEMs. (…)
(…)
5: Na de priorisering in de volgende board moet er snel een budget voor volgend jaar komen met substantieel hogere omzetniveaus, zonder dat de kosten al mogen toenemen. (…)”
2.3.
Op 21 juni 2021 vindt er een vergadering met de RvC plaats in Breda. Per e-mail van 19 juli 2021 stuurt [naam 1] aan [verzoeker] een overzicht van hetgeen tijdens die vergadering is besproken. In de e-mail staat – voor zover hier relevant – het volgende:
“(…)
However, as we discussed in Breda, it now seems to us that solving in solving past deficiencies, we are shifting the company to the opposite extreme: lots of structure but insufficient specific domain knowledge and experience – it appears we are too much guided by a large company mentality. (…)
(…)
The current lack of strategy and/or approach in certain areas also underscores the need for a more agility. Just a few concrete examples:
  • In 2 years since receiving FDA approval for QFR, we have not managed to setup a reference site nor sell any QFR licenses in the US market, which is the main markt for QFR revenue growth?
  • What could have been done to close deals (including ACIST and another OEMs) for QFR in the USA sooner?
  • Why are we taking so long to deliver a plan for China? Medis has excellent contacts and standing with KOLs in that country and has had a partnership with Pulse for some years up until recently?
  • What are the plans to attract key people with experience in het cardiovascular market?
  • Can we be more aggressive in the replacing less than impressive performers? Grant Frazier seems to a case in point, but there may be other candidates.
Cost efficiency.While a great deal of progress has been made in many areas, the cost levels are high as well. We fear the company is creating and populating structure and organization too far ahead of revenue growth and new business development. As a result, operating cost have exploded and are not matched with revenue growth – in fact, revenues have mostly stagnated (partly due to COVID) at the same level since 2015; although they have picked up in the first half of the year.
(…)
Communication.As we discussed in Breda, we feel we have a hard time getting adequate information to assess and focus the investments in value. The management presentations, for example, should provide more compelling information and updates on (…)
(…)
The supervisory board has the responsibility to evaluate and oversee the company strategy and the execution plan. This includes the corporate finance strategy, which is now the most pressing matter. In parallel to the equity story you are developing, we need to start working on an activity value analysis, a discussion of the cost levels, the effectiveness of the organization and the company culture. To do that, we would like to jointly develop a plan (…)”
2.4.
In november 2021 heeft een potentiële investeerder (Gilde) laten weten (toch) niet in Midis te willen investeren. Naar aanleiding daarvan stuurt [naam 3] (lid van de RvC) – voor zover hier relevant – op 16 november 2021 de volgende e-mail aan [verzoeker] :
“(…)
De afgelopen periode heeft ons veel geleerd, veel daarvan hebben we ook al besproken. We zien om ons heen een versnelling van de investeringen in de concurrentie, wat verder benadrukt dat van ons een ander tempo is vereist. Ook moeten we helaas vaststellen dat er veel investeerders en kapitaal in de markt zijn, maar dat deze niet – of in ieder geval onvoldoende – in de huidige Medis propositie zijn geïnteresseerd. Vooral de feedback van Gilde, een gespecialiseerde investeerder met veel domeinkennis die veel tijd en moeite heeft gestoken in de propositie, zet de interne gesprekken van de afgelopen tijd in een versterkend licht. Onder deze omstandigheden is een “verder zo” niet meer draagbaar, en het is duidelijk dat er een nieuw plan moet komen om succesvol de klinische markt alsook de kapitaalmarkt te bewerken.
De SB is van mening dat dit een moment is om alle opties onder ogen te zien, zeker ook in het licht van de beperkte middelen. Dit is er een waarbij we alle product- marktcombinaties dienen te evalueren op potentie, maar ook moeten kijken naar de interne organisatie en de kosten die bij elk scenario horen. Daarnaast zijn mogelijkheden als opsplitsen, licentiëren van Medis producten voor de klinische markt aan een partner, en andere creatieve opties die de waarde van Medis maximeren en daarmee haar toekomst veiligstellen. Aangezien we allemaal overtuigd zijn van het potentieel van QFR, is een scenario waarin dat de focus van de firma wordt zonder additioneel kapitaal op te halen het basisscenario. Idealiter kunnen andere PMC’s / plannen daar als bouwstenen aan worden toegevoegd.
Gezien de beperkte middelen waarover Medis beschikt, stellen we voor zo snel mogelijk de kosten tot het meest noodzakelijke te beperken. We willen je dan ook verzoeken om op korte termijn een voorstel te doen voor de manier waarop we daarover regelmatig af kunnen stemmen. (…)”
2.5.
Op 17 januari 2022 heeft vervolgens een vergadering met de RvC in Utrecht plaatsgevonden, om de voortgang te bespreken. In de aantekeningen van [naam 1] van deze vergadering staat – voor zover hier relevant – het volgende:
“(…)
Doel van deze vergadering is om met jou over detoestanden deontwikkelingenin de onderneming te spreken, en ookjou zich te ervaren.
In Juni vorig jaar hadden we in Breda al een vergadering waarin we, denk ik,constructief op zwaktes in de onderneming hebben gewezen, en tegelijkertijd ook constructieve voorstellen en ondersteuning voor verbeteringengemaakt (…)
We zijn nu 6 maanden verder:

De veranderingendie we ons in de Breda vergadering hebben gewenst zijngrotendeels niet zichtbaar
Intussen:
  • Nog niet gelukt isinvesteerders te overtuigenin Medis te investeren
  • DeOmzet ver achter verwachtingligt
  • Binnenkortweer liquiditeitsproblemen
De toestand en de ontwikkelingen in de onderneming is rede tot bezorgdheid. Onze ontevredenheid is opverschillende gebieden, zoals
  • Zichtbaar groeiende frustratie in de samenwerkingtussen RvC en het management
  • Ontoereikende zakelijke performancevan Medis
  • Het managementin het algemeen
  • En andere
We willenbeginnen met de samenwerkingtussen RvC en Management
Dat was ook al een thema in Breda en nu komt erbij dat de relatie zich zichtbaar verslechtert.
(ongeduld laatste vergadering)
Current situation:
Frustrations: SVB – Management Team
- Open werken
- Onprofessionele opmerkingen
- Amateurisch and flawed communication towards SB and shareholders
Company Performance
- Missed budget
- USA Operations, including QFR
Unsatisfactory exploitation and growth of AMID business
Lack of product vision
Lack of overall company strategy
Lack of knowhow of clinical needs and clinical workflow.
Lack of knowhow and experience on healthcare IT: the business and technology players; the clinical and cath lab IT: Insufficient direct contacts and relationship building with healthcare IT players such as PACS, CVIS, EMR, etc.
Management (internal)
- Lack of vision and leadership
- non-inclusive management (e.g. as stated by Johan Vooren, the focus exercise done almost only by [verzoeker] )
- Lack of oversight and action regarding performance of key staff (e.g.) Frazier, product managers)
- Rolling analysis for financial, technology and market risks and contingency planning is missing.
(…)”
2.6.
Op 22 januari 2022 heeft vervolgens een vergadering/workshop plaatsgevonden in Bremen. Per e-mail van 20 januari 2022 stuurt [naam 1] ter voorbereiding op de vergadering een powerpoint met – onder andere de volgende - agendapunten:
“(…)
1. Develop a common understanding between Management, RvC and Shareholders on the future strategy, organization and operations.
2. Provide guidance to the management for their internal communication and management of the company regarding e.g. corporate, product, M&S and hiring strategy and priorities.
3. Provide guidance for external communication towards potential investors and shareholders.
4. Create transparency with regards to the segments:
  • Clinical Products
  • Clinical Research Products and Pipeline
5. Financial Reporting, Organization, Management
(…)”
2.7.
Op 14 februari 2022 is door de RvC in overleg met [verzoeker] een consultant ingeschakeld, de heer Sinnema. In de e-mail aan Sinnema wordt – voor zover hier relevant – het volgende vermeld:
“(…)
Vanochtend hebben we met de CEO, [verzoeker] , de mogelijkheid besproken met jou samen te gaan werken.
We hebben met hem besproken dat we je mogelijk inhuren om de onderneming voor te bereiden op de transitie (‘de derde fase’) die er met de CPO en de kanteling naar de klinische markt aan zit te komen. Dimensies daarin zijn de lopende transitie in de onderneming, in het MT en de samenwerking tussen MT en SB.
Als specifieke aandachtspunten, die ons allemaal meer vertrouwen gaan geven, hebben we meegegeven:
  • Openheid van werken: Deze richting dient in verkennende dialoog met medewerkers, MT en SB opgesteld te worden, zodat er breed draagvlak en begrip is;
  • Marktgericht MT: Hoe kan de CEO het voortouw nemen in een kanteling van de organisatie naar de markt (van een interne blik) en de integratie van de CPO
  • Richting-gevend leiderschap: De CEO kan meer een richting kiezen en uitdragen. Deze dienen in hapklare brokken opgediend en voor alle duidelijk te zijn
  • Key success factors: Voor de strategische doelen dienen er behapbare doelen worden gesteld met meetbare deadlines (epics en sprints, bijvoorbeeld)
  • Granular management: De logica en de acties onder de key success factors, een niveau dieper, dienen te worden opgesteld en vervolgd. Het marketingplan van [verzoeker] is hier een goed voorbeeld, de benadering van Kostas het tegenovergestelde.
  • Governance: Er moeten duidelijke afspraken over wat en hoe er wordt gewerkt. Dit gaat om autorisatie, maar ook om vergaderschema en onderwerpen. We hebben wat we hadden afgesproken al weer losgelaten.
(…)”
2.8.
In de notulen van de RvC vergadering van 30 juni 2022 is vermeld dat Van Herk een overbruggingslening ter beschikking heeft gesteld zodat Medis betalingen kon verrichten in juni in afwachting van de tussentijdse investeringsronde waarin Van Herk 2 miljoen euro heeft geïnvesteerd. Tevens is besproken dat alternatieven moeten worden onderzocht om de periode waarin Medis aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen, te verlengen.
2.9.
In de notulen van de RvC vergadering van 22 juli 2022 is vermeld dat Waterman als potentiële investeerder is afgehaakt en dat het Oaklins traject van vitaal belang is voor de continuïteit van de onderneming en het management een fall back scenario moet ontwikkelen waarin de onderneming op een gecontroleerde wijze wordt beëindigd.
2.10.
Tijdens de RvC vergadering van 2 september 2022 is de door [verzoeker] gepresenteerde cashflow besproken. Uit de notulen volgt dat de benodigde gelden tot het einde van het jaar slechts gedeeltelijk met een extensie van de overbruggingsfinanciering kunnen worden gefinancierd, het huidige banksaldo is niet toereikend voor de betaling van de salarissen in oktober:
“With the current balance, the October salaries cannot be paid. Until that date, backup scenarios to bridge to the transaction need to be prepared, such as focusing Medis and returning to offers of previously interested investors for smaller investments.”
2.11.
Tijdens de RvC vergadering van 12 september 2022 is besproken dat de behoefte aan cash onveranderd is. [verzoeker] zal, in lijn met de Breemen vergadering, een “
new focus/contingency plan with a zero cash burn in a short period of time, requiring an appr. €5m reduction of costs while keeping current revenues” opstellen.
2.12.
In de notulen van de RvC vergadering van 6 oktober 2022 staat dat besproken is dat er geen financiële middelen zijn om voor het einde van de maand salarissen, loonbelasting en huur te betalen:
“Funding: Cash is at €380k, payroll, wage taks and rent cannot be met by end of the month. The size of additional required funding to the end of the year is unchanged at €0,7m. The funding need until a transaction is dependent on the expected Mayflower process. Funcing the cash need until year end will be possible at the best possible terms next week (the week of 10 October). After a short documentation and closing process, the funding can be available in time”.
2.13.
In de notulen van de RvC vergadering van 23 februari 2023 is vermeld dat een overbruggingslening van € 500.000,- ter beschikking is gesteld.
2.14.
In de notulen van de RvC vergadering van 4 april 2023 wordt het volgende vermeld:
“(…) Mayflower has not yielded an acceptable proposal from an investor and the process will have to be stopped. The company’s financial runway is limited to the month of April. The supervisory board and shareholders have had first discussions about an alternative plan for the future, which will aim to reduce the cash outflow in a short period of time while preserving the value potential. The current financial shareholder, Van Herk, has indicated it is willing to continue to invest in Medis, provided that [naam 1] will take a large role in the drafting and execution of such alternative plan.
The supervisory board informs [verzoeker] that the shareholders are calling a shareholder vergadering to discuss his dismissal as managing director/ CEO.(…)”
2.15.
Per brief van 5 april 2023 is een oproep verstuurd voor een algemene vergadering van aandeelhouders te houden op 21 april 2023. Op de agenda wordt vermeld “
Besluit met betrekking tot het voorgenomen ontslag van de heer J [verzoeker] uit zijn vennootschapsrechtelijke hoedanigheid van bestuurder van Medis Medical Imaging Systems B.V. en de daarmee samenhangende voorgenomen beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst met Medis Medical Imaging Systems B.V.
2.16.
Per e-mail van 19 april 2023 is aan [verzoeker] een toelichting verstuurd op het voorgenomen besluit. Daarin staat – voor zover hier relevant – het volgende:
“In de afgelopen tijd is de verhouding tussen de (indirecte) aandeelhouders, stakeholders en RvC van Medis Holding B.V. enerzijds en u als bestuurder (CEO) anderzijds, steeds ernstiger verstoord geraakt. Het door u als bestuurder (CEO) gevoerde beleid en het resultaat daarvan heeft geleid tot oplopende ernstige zorgen en onvrede bij de aandeelhouder, indirecte aandeelhouders, stakeholders en RvC. Hierbij speelt mee dat u in het door u gevoerde beleid niet of onvoldoende opvolging geeft aan, en rekening houdt met, wensen en adviezen vanuit de (indirecte) aandeelhouders, stakeholders en RvC die mede zijn geuit en gegeven tegen de achtergrond van de kwetsbare bedrijfseconomische situatie waarin de vennootschap verkeert en de resultaten van het door u gevoerde beleid.
Daarbij zijn wat betreft (de resultaten van) het door u gevoerde beleid onder andere de volgende zaken van belang:
  • Het (laten) doorstijgen van de kostenniveaus in de afgelopen jaren, wat heeft geleid tot een buitenproportionele organisatie met excessief zware administratieve processen;
  • Het niet halen van de omzetbudgetten 2021, 2022 en het eerste kwartaal van 2023 (waarbij voor 2022 en 2023 het voorstel van het management is gevolgd);
  • Ook blijft de omzetontwikkeling ver achter bij de prognose die een klein jaar geleden is opgesteld voor het informatiememorandum voor de financiering;
  • De acquisitie van AMID, waar vele miljoenen mee zijn gemoeid, heeft niet de producten en omzetgroei opgeleverd die er in de business case waren opgenomen – de omzet neemt helaas af;
  • De ontwikkeling van het eigen product ‘Medis Suite US’ (Ultrasound) op basis van de AMID technologie is mislukt: voor dit product was in September 2021 EUR 275k aan omzet voorspeld voor het daaropvolgende kwartaal. Tot op heden is er geen omzet met dit product gerealiseerd;
  • De marktpenetratie in V.S. voor QFR, het belangrijkste product, verloopt bijzonder moeizaam. Er is in enkele jaren slechts een enkele ‘reference site’ gerealiseerd, en er is verder geen klant binnengehaald, ondanks veelbelovende research en goede wetenschappelijke kritieken alsmede FDA vrijgave sinds2019;
  • De bedrijfseconomische situatie van de vennootschap is uitermate kwetsbaar geworden aangezien u gedurende een periode van meer dan anderhalf jaar niet geslaagd externe financiering op te halen, in tegenstelling tot concurrerende firma’s met mindere geloofsbrieven, ondanks:
o
adviezen en aanwijzingen door de RvC en ondersteuning d.m.v. een extern adviseur (de heer Paul Roos);
o
concrete adviezen van een grote investeerder aangaande de zwaktes van Medis, haar strategie en haar management; en het negeren van de voorwaarden waaronder Medis een interessante propositie zou kunnen zijn (Gilde);
o
ondersteuning door een gespecialiseerde corporate finance firma die wereldwijd actief is op het gebied van medische technologie (Oaklins);
o
dat er herhaaldelijk interesse door partijen is getoond, eerste voorstellen zijn ontvangen en boekenonderzoek is gedaan;

Bij het door u gevoerde beleid geeft u niet of onvoldoende opvolging aan, en houdt u niet of onvoldoende rekening met, wensen en adviezen vanuit de aandeelhouders, indirect aandeelhouders, stakeholders en RvC, zoals bijvoorbeeld:
o
concrete adviezen van een grote externe investeerder over de voorwaarden waaronder Medis een interessante propositie zou kunnen zijn;
o
wensen m.b.t. het niet aannemen van extra personeel;
o
verzochte informatie over de “churn” bij de recurrente revenuen en de relatie tussen order-intake en omzet ontbreekt nog steeds – twee jaar nadat deze migratie is ingezet;

Een en ander heeft ook geleid tot communicatieproblemen met de RvC, waarbij ondersteuning door een coach tot onvoldoende verbetering heeft geleid;
Inmiddels is de vennootschap door bovengenoemde redenen in de situatie geraakt dat de beschikbare financiële middelen op zeer korte termijn zullen zijn uitgeput en er een beroep zal moeten worden gedaan op de bereidheid van de zittende aandeelhouders om financiering te verstrekken. De ontstane situatie noopt derhalve tot dringende maatregelen op korte termijn.”
2.17.
Op 21 april 2023 is [verzoeker] tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders ontslagen.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank, na zijn verzoek te hebben verminderd, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Aan [verzoeker] ten laste van Medis een billijke vergoeding te bepalen gelijk [verzoeker] heeft uiteengezet onder randnummer 143 van het verzoekschrift, één en ander te voldoen binnen acht dagen na betekening van de beschikking en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der betekening tot aan de algehele voldoening;
II. Medis te veroordelen aan [verzoeker] te betalen de bonus 2022, groot € 66.907,= bruto, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der betekening tot aan de dag der algehele voldoening, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening beschikking;
III. Medis te veroordelen aan [verzoeker] te betalen de bonus 2023, groot € 15.810,= bruto, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der betekening tot aan de dag der algehele voldoening, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening beschikking;
IV. Het tussen partijen in artikel 15.2 van de arbeidsovereenkomst overeengekomen relatiebeding te matigen tot 12 maanden, te rekenen vanaf 21 april 2023, althans vanaf 1 juni 2023, althans dat beding vanaf een van voormelde data te schorsen c.q. buiten effect te stellen;
V. Voorwaardelijk, voor zover de rechtbank bij het bepalen van de billijke vergoeding zoals omschreven in randnummer 121 van het verzoekschrift uitgaat van een periode van minder dan 12 maanden, voor recht te verklaren dat Medis geen beroep kan doen op het concurrentie/relatiebeding zoals opgenomen in artikel 12 van de arbeidsovereenkomst, althans dat beding te schorsen c.q. buiten effect te stellen;
VI. Medis te veroordelen aan [verzoeker] te betalen alle reeds door [verzoeker] gemaakte en nog te maken advocaatkosten, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening beschikking, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der betekening tot aan de dag der algehele voldoening;
VII. Medis te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de eventuele nakosten.
3.2.
[verzoeker] heeft aan het verzoek het volgende ten grondslag gelegd. [verzoeker] heeft recht op een billijke vergoeding krachtens artikel 7:682 lid 3 sub a BW nu de opzegging in strijd is met artikel 7:669 BW, omdat van een redelijke grond in de zin van artikel 7:669 lid 1 sub d, h en g BW geen sprake is en Medis niet aan haar herplaatsingsverplichting heeft voldaan. [verzoeker] stelt zich aldus op het standpunt dat Medis ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Verder maakt [verzoeker] aanspraak op uitbetaling van een bonus over de jaren 2022 en 2023 en verzoekt hij het tussen partijen overeengekomen relatiebeding te matigen tot 12 maanden. Omdat Medis in strijd heeft gehandeld met haar verplichtingen uit hoofde van het goed werkgeverschap ex artikel 7:611 BW heeft [verzoeker] een advocaat moeten inschakelen. [verzoeker] verzoekt krachtens artikel 7:686a lid 3 BW vergoeding van zijn advocaatkosten.
3.3.
Medis voert verweer en concludeert – samengevat – tot afwijzing van de verzoeken van [verzoeker] , met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten. Medis heeft aangevoerd dat wel degelijk sprake was van een redelijke grond en dat herplaatsing van [verzoeker] niet mogelijk was. Verder betwist Medis dat [verzoeker] aanspraak kan maken op een billijke vergoeding, de bonussen over 2022 en 2023 en vergoeding van zijn advocaatkosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover nodig – nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat het rechtsgeldige ontslag van een statutair bestuurder van een vennootschap uit zijn vennootschapsrechtelijke positie tevens opzegging van zijn arbeidsovereenkomst met zich brengt (artikel 7:671 lid 1 sub e BW). Het duale stelsel brengt evenwel mee dat er voor de beëindiging van de contractuele, arbeidsrechtelijke, overeenkomst tevens een redelijke grond voor opzegging in de zin van artikel 7:669 BW aanwezig moet zijn. Het ontbreken van een deugdelijke arbeidsrechtelijke ontslaggrond kan leiden tot toekenning van een billijke vergoeding.
4.2.
Als meest verstrekkende verweer stelt [verzoeker] dat er geen sprake is van een redelijke grond voor opzegging in de zin van artikel 7:669 BW, omdat Medis haar opzegging onvoldoende ‘gelabeld’ heeft. In dat kader stelt [verzoeker] dat Medis in de toelichting op het voorgenomen besluit omstandigheden heeft geschetst die het ontslag van [verzoeker] zouden rechtvaardigen, maar dat zij verzuimd heeft om aan te geven welke redelijke grond verband houdt met het (voorgenomen) ontslag van [verzoeker] . [verzoeker] heeft de redelijke grond er zelf ‘bij moeten bedenken’ en dat kan in redelijkheid niet van een werknemer worden verlangd, aldus [verzoeker] .
4.3.
De rechtbank passeert het verweer van [verzoeker] op dit punt nu de rechter dient te beoordelen
ofer een redelijke grond voor opzegging is. Op welk moment die redelijke grond aan het handelen is gegeven, is dan niet relevant.
D-grond (disfunctioneren)
4.4.
Partijen verschillen van mening over de vraag of – kort gezegd – de statutair bestuurder, voor wat betreft de vraag of een opzegging zonder redelijke grond de statutair bestuurder aanspraak geeft op een billijke vergoeding, dezelfde bescherming geniet als een ‘gewone’ werknemer. Naar het oordeel van de rechtbank moeten aan deze toets voor bestuurders minder zware eisen worden gesteld. De rechtbank acht daarvoor redengevend dat op een bestuurder, zeker als dat een bestuurder van een commerciële onderneming is, als de hoogste leidinggevende binnen de organisatie grote verantwoordelijkheden rusten ten aanzien van de continuïteit van de onderneming, het waarborgen van de werkgelegenheid, de relatie met klanten, afnemers en leveranciers en, zeker niet in de laatste plaats, het creëren van aandeelhouderswaarde voor de aandeelhouders. De beloning van een bestuurder zal veelal op het dragen van die verantwoordelijkheden zijn afgestemd, zeker als van de beloningsstructuur een bonussysteem deel uitmaakt. Het is de algemene vergadering van aandeelhouders dan wel de raad van commissarissen, die een bestuurder aanstelt en ontslaat. Bij de beslissingen daarover zullen zij zich (mede) laten leiden door hun oordeel of een betreffende bestuurder al dan niet op het betreffende moment de juiste persoon op de juiste plaats is. In een situatie dat de algemene vergadering van aandeelhouders of de raad van commissarissen van mening is dat een bepaalde bestuurder niet of niet langer het eerder genoemde samenstel van verantwoordelijkheden op de beste wijze kan bevorderen, moet er ruimte zijn een bestuurder te vervangen door een andere. Dat is bij uitstek een ondernemersbeslissing, die naar haar aard slechts marginaal kan worden getoetst. Om die reden behoeft aan de toets van een redelijke ontslaggrond in het geval van een bestuurder minder zware eisen te worden gesteld (Rechtbank Den Haag 14 november 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:16170, r.o. 5.6).
4.5.
Primair heeft Medis gesteld dat sprake is van een redelijke grond als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub d BW. De rechtbank stelt bij de beoordeling van de vraag of sprake is van ongeschiktheid in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub d BW het volgende voorop. Welke hulp, ondersteuning en begeleiding in een concreet geval van de werkgever mag worden verwacht ter verbetering van het functioneren van de werknemer, alsmede op welke wijze een en ander moet worden vastgelegd, hangt af van de omstandigheden van het geval. Daarbij kunnen onder meer een rol spelen de aard, de inhoud en het niveau van de functie, de bij de werknemer aanwezige opleiding en ervaring, de aard en mate van de ongeschiktheid van de werknemer, de duur van het onvoldoende functioneren vanaf het moment dat de werknemer daarvan op de hoogte is gesteld, de duur van het dienstverband, wat er in het verleden reeds is ondernomen ter verbetering van het functioneren, de mate waarin de werknemer openstaat voor kritiek en zich inzet voor verbetering, en de aard en omvang van het bedrijf van de werkgever (Hoge Raad 14 juni 2019 ECLI:NL:HR:2019:933).
4.6.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat het functioneren van [verzoeker] niet voldeed aan datgeen wat Medis van hem mocht verlangen. Uit het feitenrelaas komt naar het oordeel van de rechtbank naar voren dat [verzoeker] op meerdere momenten is gewezen op de zorgen van de RvC en op zijn functioneren. Zo blijkt uit de e-mail van [naam 1] dat [verzoeker] op 9 september 2020 voor het eerst is gewezen op zorgen vanuit de RvC: commerciëler en agressiever worden in de markt en daarnaast het volgende jaar hogere omzetniveaus behalen, zonder dat de kosten toenemen. Op 21 juni 2021 heeft vervolgens een bespreking plaatsgevonden in Breda. Uit de e-mail die [naam 1] daarover aan [verzoeker] heeft verstuurd, volgt dat de RvC tijdens die bespreking heeft aangegeven dat zij van mening is dat er strategie ontbreekt ten aanzien van een aantal specifieke gebieden. Daarnaast geeft de RvC aan dat de kosten te hoog liggen ten opzichte van de groei. Verder is [verzoeker] gewezen op de communicatie en heeft de RvC te kennen gegeven het gevoel te hebben dat zij moeilijk de juiste informatie kan verkrijgen om de investeringen juist te beoordelen. Specifiek wordt gewezen op de managementpresentaties die meer specifieke informatie en updates zouden moeten bevatten. Verder blijkt uit de e-mail dat de RvC de ‘corporate finance strategy’ op dat moment als ‘the most pressing matter’ ziet. Op 16 november 2021 ontvangt [verzoeker] vervolgens – na het afhaken van potentiële investeerder Gilde – een e-mail waarin wordt aangegeven “
Onder deze omstandigheden is een “verder zo” niet meer draagbaar, en het is duidelijk dat er een nieuw plan moet komen om succesvol de klinische markt alsook de kapitaalmarkt te bewerken”.Ook volgt uit die e-mail dat [verzoeker] – gezien de beperkte middelen waarover Medis beschikt – wordt verzocht met een voorstel te komen om de kosten tot het meest noodzakelijke te beperken. In januari 2022 vindt vervolgens een bespreking plaats in Utrecht en in Bremen. Uit de aantekening van [naam 1] , waarvan de inhoud door [verzoeker] ook niet is weersproken, blijkt dat de RvC van mening is dat de gewenste veranderingen die zes maanden eerder tijdens de bespreking in Breda kenbaar zijn gemaakt, niet zichtbaar zijn: het is niet gelukt om investeerders te overtuigen in Medis te investeren, de omzet ligt ver achter verwachting en binnenkort zijn er weer liquiditeitsproblemen. Verder blijkt uit de aantekeningen dat de RvC ontevreden is, onder meer vanwege de zichtbaar groeiende frustratie in samenwerking tussen RvC en het management en wordt in de aantekeningen duidelijk weergegeven dat de RvC ontevreden is over het management in het algemeen. Zo wordt er vermeld dat open werken, onprofessionele opmerkingen en amateuristische communicatie tussen het management en de RvC tot frustratie leidt. Daarnaast wordt specifiek ten aanzien van het management opgemerkt dat er sprake is van een gebrek aan visie en leiderschap.
4.7.
[verzoeker] verwijt Medis dat de zogeheten “aanstormende trein” of een ander duidelijk signaal dat bij niet verbetering ontslag zou volgen, ontbreekt. Naar het oordeel van de rechtbank is [verzoeker] , zoals uit het voorgaande volgt, voldoende en tijdig in kennis gesteld van de opvattingen van de RvC en waren de inhoud van de kritiek en ook de ernst daarvan duidelijk. Daar komt bij dat er ook telkens terugkerende elementen zichtbaar zijn in die kritiek van de RvC (omzet moet omhoog, strategie moet anders, communicatie met de RvC en leiderschap) en die terugkerende elementen in de verschillende vergaderingen (Breda, Utrecht, Bremen), maar ook tijdens de RvC besprekingen zijn gedeeld. Verder is door [verzoeker] niet betwist dat er van februari tot november 2022 een consultant is ingeschakeld om de verhouding met de RvC te verbeteren en [verzoeker] te ondersteunen met de volgende onderwerpen: openheid van werken, marktgericht MT en richtinggevend leiderschap, kritiekpunten die reeds waren teruggekomen in onder andere de vergadering in Utrecht. Voorts blijkt uit de verslagen van de RvC vergaderingen dat er in 2022 keer op keer werd geconcludeerd dat de financiële middelen op korte termijn op zouden zijn en de salarissen niet konden worden betaald, waardoor overbruggingsfinanciering nodig was en dat in juli 2022 zelfs aan [verzoeker] is verzocht een scenario te ontwikkelen waarin de onderneming op gecontroleerde wijze zou worden beëindigd. Ook hieruit had [verzoeker] naar het oordeel van de rechtbank kunnen en moeten afleiden dat zijn beleid niet aan de verwachtingen van Medis voldeed.
4.8.
In het licht van het voorgaande wordt tevens de stelling van [verzoeker] dat Medis geen verbetertraject heeft ingezet, verworpen. Gelet op de aard en functie van directeur, de verantwoordelijkheid die een directeur wordt geacht te dragen en de aard van de in alle besprekingen ter sprake gekomen punten en de inschakeling van de consultant daarna, had van [verzoeker] mogen worden verwacht dat hij, nadat hij hierop telkens werd aangesproken, inzag dat de RvC fundamentele kritiek had, om vervolgens bereid te zijn om aan die kritiek tegemoet te komen door in te zetten op ander beleid.
4.9.
Vast staat dat de financiële middelen in 2022 op meerdere momenten waren uitgeput, de salarissen niet meer konden worden uitbetaald en er een plan moest worden opgesteld voor een gecontroleerde beëindiging van de onderneming. Vast staat ook dat Van Herk meerdere malen een overbruggingslening heeft moeten verstrekken, en dat in de vergadering van de RvC van 5 april 2023 door Van Herk is aangegeven dat hij alleen bereid is verder te investeren in Medis als [naam 1] een grote rol zou gaan spelen in het opstellen en uitvoeren van een alternatief plan. Dat de RvC gelet op al het voorgaande van oordeel is dat het moment is gekomen dat [verzoeker] als bestuurder vervangen moet worden door een andere bestuurder, is een beslissing die de algemene vergadering van aandeelhouders in redelijkheid moet kunnen nemen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de algemene vergadering van aandeelhouders, gelet op de sinds 2020 terugkerende punten van kritiek en door de RvC geuite zorgen (omzet moet omhoog, strategie moet anders, communicatie met de RvC en leiderschap) tezamen met de financiële situatie waarin Medis verkeerde, in redelijkheid kunnen en mogen beslissen dat [verzoeker] onvoldoende functioneerde en hij als bestuurder vervangen moest worden. Dat betekent dat sprake is van een redelijke ontslaggrond in de zin van artikel 7:669 lid 3 BW.
4.10.
[verzoeker] heeft zich op het standpunt gesteld dat Medis niet heeft voldaan aan haar herplaatsingsverplichting, meer in het bijzonder stelt [verzoeker] dat Medis een meer op de persoon gerichte poging tot herplaatsing had moeten doen en met [verzoeker] om de tafel had moeten gaan zitten om te kijken wat ze in het kader van de herplaatsing kon betekenen. Uit de notulen van de AvA volgt dat Medis groepsbreed heeft gekeken welke vacatures er waren: account/sales manager in Duitsland, regionale sales manager in Amerika en business manager in Japan. Met Medis is de rechtbank van oordeel dat deze functies niet passend zijn. Naar zijn aard bekleedt de bestuurder van een vennootschap als hoogst leidinggevende een unieke positie in de onderneming. Herplaatsing betekent in zijn geval dus altijd een demotie of degradatie. Voor een voormalig bestuurder bestaat derhalve (bijna) nooit een andere passende functie binnen de organisatie en ligt herplaatsing dus niet in de rede.
4.11.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:671b lid 1 sub a jo. 7:669 lid 3 sub d BW gerechtvaardigd is. Slotsom is dus dat er een redelijke grond voor het ontslag is en herplaatsing niet in de rede ligt, zodat op de door [verzoeker] gestelde grond geen billijke vergoeding kan worden toegekend en zijn verzoek aldus wordt afgewezen.
Bonussen 2022 en 2023
4.12.
Vast staat dat [verzoeker] over 2019, 2020 en 2021 een bonus heeft ontvangen. Over 2022 en 2023 heeft [verzoeker] geen bonus ontvangen. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat Medis heeft gehandeld in strijd met hetgeen partijen zijn overeengekomen in artikel 22.1 van de arbeidsovereenkomst doordat zij, ondanks herhaalde verzoeken van [verzoeker] , geen targets en milestones heeft vastgesteld die vervolgens zijn neergelegd in een performance bonus.
4.13.
Vast staat dat in artikel 22.1 van de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat de betaling van de performance bonus ter discretionaire bepaling van de werkgever staat en dat een werknemer aan een bonusbetaling in het verleden geen rechten kan ontlenen voor toekomstige bonusbetalingen. Dat neemt niet weg dat deze discretionaire bevoegdheid wordt begrensd door de in artikel 7:611 BW neergelegde normen van goed werkgeverschap.
4.14.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het besluit om over 2022 en 2023 aan [verzoeker] geen bonus toe te kennen de toets van het goed werkgeverschap doorstaan. Tussen partijen is niet in geschil dat Van Herk als aandeelhouder in 2022, eerst tot en met juni 2022, vervolgens tot en met oktober 2022, daarna tot en met einde 2022 en tot slot tot en met eind april 2023, steeds financieel moest bijspringen omdat anders de salarissen niet meer konden worden betaald. Dat die situatie van alle tijden is en dat [verzoeker] ook in de jaren daarvoor dat Van den Herk moest bijspringen bonussen kreeg, zoals door [verzoeker] is aangevoerd, doet daaraan niet af. Niet gebleken is immers dat de onderneming ook in de jaren daarvoor in dusdanig zwaar weer verkeerde dat de salarissen niet meer zouden kunnen worden uitbetaald en dat [verzoeker] werd gevraagd een plan op te stellen ter gecontroleerde beëindiging van de onderneming. De situatie in 2022 en 2023 was dus vele malen ernstiger.
Concurrentie- en relatiebeding
4.15.
[verzoeker] verzoekt voorwaardelijk, namelijk voor zover bij het bepalen van de billijke vergoeding wordt uitgegaan van een periode van minder dan 12 maanden, voor recht te verklaren dat Medis geen beroep kan doen op het in artikel 15 van de arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentie- en relatiebeding. Hiervoor is geoordeeld dat van ernstige verwijtbaarheid geen sprake is en een billijke vergoeding dus niet aan de orde is. Het voorwaardelijke verzoek van [verzoeker] dient daarom beoordeeld te worden.
4.16.
Nu reeds in rechtsoverweging 4.11 is overwogen dat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van Medis is er op basis van artikel 7:653 lid 4 BW geen grond om voor recht te verklaren dat Medis geen beroep kan doen op (naar de rechtbank begrijpt, bedoelt [verzoeker] daarmee geen rechten kan ontlenen aan) het concurrentie- en relatiebeding. Het verzoek in dat kader zal daarom worden afgewezen.
4.17.
[verzoeker] verzoekt verder het in artikel 15.2 van de arbeidsovereenkomst opgenomen relatiebeding te matigen tot 12 maanden. De rechtbank begrijpt de stelling van [verzoeker] aldus dat hij daarmee een beroep doet op artikel 7:653 lid 3 sub b BW. Ingevolge dit wetsartikel
kan de rechter een relatiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigen indien in verhouding
tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld. Naar het oordeel van de rechtbank leidt een afweging van de (hierna te bespreken) wederzijds aangevoerde belangen bij matiging c.q. handhaving van het relatiebeding niet tot de conclusie dat [verzoeker] , in verhouding tot het te beschermen belang van Medis, onbillijk wordt benadeeld bij handhaving van het relatiebeding.
4.18.
[verzoeker] heeft in dat kader immers slechts gesteld dat het relatiebeding uit gaat van een periode van drie jaar, waarin hij niet in dienst kan treden of werkzaam kan zijn bij een groot scala aan bedrijven die werkzaam zijn op het snijvlak van techniek of gezondheidszorg. Het beding beperkt [verzoeker] in aanmerkelijke mate om aan de slag te gaan in de branche waar hij gelet op zijn specifieke achtergrond, expertise en werkervaring de meeste kans maakt om werk te vinden, aldus [verzoeker] .
4.19.
De rechtbank onderkent dat [verzoeker] bij handhaving van het relatieding belemmerd wordt in zijn mogelijkheden om – kort gezegd – in dezelfde branche als Medis werkzaam te zijn. Anders dan [verzoeker] stelt, belemmert het relatiebeding hem echter niet om gedurende een periode van drie jaar in die branche werkzaam te zijn, maar voor een periode van één jaar, zoals uit de tekst van het beding blijkt. [verzoeker] heeft onvoldoende onderbouwd dat hij slechts in dezelfde branche als Medis een baan zal kunnen vinden, waarmee niet is komen vast te staan in hoeverre hij door het relatiebeding daadwerkelijk wordt belemmerd om ander werk te vinden. [verzoeker] heeft geen andere omstandigheden aangevoerd die matiging van het relatiebeding tot een periode, korter dan één jaar, zouden kunnen rechtvaardigen. Voorts heeft Medis naar het oordeel van de rechtbank een groot belang bij handhaving van het overeengekomen relatiebeding, nu [verzoeker] als bestuurder van de onderneming, geacht mag worden alle ins en outs van de bedrijfsvoering van Medis te kennen, waardoor hij bij indiensttreding bij een concurrent van Medis in dezelfde branche Medis met zijn kennis van bedrijfs- of dienstbelangen kan benadelen. Dit belang van Medis bij handhaving van het relatiebeding weegt naar het oordeel van de rechtbank op dit moment zwaarder dan het belang van [verzoeker] bij een verdere beperking van het beding.
4.20.
Gelet op de in deze procedure gebleken feiten en omstandigheden, waaruit volgt dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van disfunctioneren van de zijde van [verzoeker] en waarin geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de zijde van Medis, is de rechtbank van oordeel dat geen aanleiding bestaat Medis te veroordelen in de kosten rechtsbijstand van [verzoeker] .
4.21.
Een en ander leidt tot de conclusie dat de verzoeken van [verzoeker] worden afgewezen.
Proceskosten
4.22.
[verzoeker] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure op de hierna te vermelden wijze.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de verzoeken af;
5.2.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de proceskosten, die de rechtbank aan de kant van Medis tot en met vandaag vaststelt op € 1.058,00, aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart deze beschikking ten aanzien van het bepaalde onder 5.2 uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. O. van der Burg en op 21 december 2023 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.