ECLI:NL:RBDHA:2023:22283

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
23/5001
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen de brief van de staatssecretaris van Financiën inzake financiële tegemoetkoming en FSV-registratie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 29 november 2023, wordt het beroep van eiseres tegen een brief van de staatssecretaris van Financiën beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de mededeling dat zij niet in aanmerking komt voor een financiële tegemoetkoming, welke door verweerder niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank behandelt de zaak en concludeert dat de brief van 27 mei 2023 niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat er geen veranderingen in de rechten en plichten van eiseres zijn opgetreden door de brief, en dat er geen publiekrechtelijke grondslag is voor de beslissing van verweerder. Hierdoor verklaart de rechtbank zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van een publiekrechtelijke regeling voor het toekennen van financiële tegemoetkomingen aan personen die in het Fraudesignalering systeem (FSV) zijn opgenomen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5001

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.L.M. Klinkhamer),
en

de staatssecretaris van financiën, verweerder

(gemachtigde: mr. M.A.N. van de Kerkhof).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de brief van verweerder waarin haar is medegedeeld dat zij niet in aanmerking komt voor een financiële tegemoetkoming.
1.1.
Met het bestreden besluit van 13 juli 2023 is het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Verweerder heeft met de brief van 27 mei 2023 aan eiseres meegedeeld dat zij onderzocht hebben welke gevolgen de registratie in het FSV [1] voor eiseres heeft gehad. Verweerder is tot de conclusie gekomen dat de FSV registratie niet heeft geleid tot een aangepaste behandeling van haar aangiftes of aanvragen. Zij komt daarom niet in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze brief. Dit is door verweerder niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen sprake zou zijn van een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb [2] .
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Volgens eiseres is haar bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De conclusie dat er geen gevolgen zijn geweest door de registratie en dat er dus geen recht is op schadevergoeding heeft weldegelijk rechtsgevolgen voor eiseres. Er wordt immers vastgesteld of zij een schadevergoeding kan ontvangen. De brief van 27 mei 2023 is dan ook een besluit.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Op grond van het eerste lid van artikel 1:3 van de Awb wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Om aan deze definitie te voldoen moet sprake zijn van een beoogd rechtsgevolg. Een besluit brengt wijziging in de rechten en plichten van één of meer betrokkenen. Daarnaast wordt onder een publiekrechtelijke rechtshandeling verstaan een rechtshandeling waartoe een bestuursorgaan op grond van zijn publiekrechtelijke taken wettelijk gehouden is.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat de brief van 27 mei 2023 niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Awb. Daartoe overweegt de rechtbank dat er door het besluit geen veranderingen in de rechten en plichten van eiseres zijn opgetreden. Zij kan bijvoorbeeld nog steeds een verzoek om schadevergoeding doen als zij vindt dat zij schade heeft geleden door de FSV registratie. Dat verweerder in de brief stelt dat zij niet in aanmerking komt voor een financiële tegemoetkoming doet aan dit recht niet af.
4.2.
Daarnaast ontbreekt een publiekrechtelijke grondslag in wet- of regelgeving op grond waarvan verweerder moet beslissen. Uit de brieven aan de Tweede Kamer van 4 november 2022 en van 16 mei 2023 waarnaar verweerder heeft verwezen blijkt dat er weliswaar wordt gewerkt aan een tegemoetkomingsbeleid voor mensen die in de FSV zijn opgenomen en onterechte en/of nadelige gevolgen daarvan hebben ondervonden, maar tevens dat op dit moment een dergelijke regeling/beleid nog niet bestaat. Zolang er geen publiekrechtelijke regeling is, zijn beslissingen van verweerder over FSV-tegemoetkomingen geen bestuursrechtelijke besluiten. Iemand die in afwachting daarvan vindt dat verweerder onrechtmatig heeft gehandeld, kan dat aan de civiele rechter voorleggen. [3]
4.3.
De rechtbank verklaart zich gelet op het bovenstaande onbevoegd kennis te nemen van het beroep.

Conclusie en gevolgen

5. De rechtbank is onbevoegd kennis te nemen van het beroep. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.T. van Bruggen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.het Fraudesignalering systeem.
2.de Algemene wet bestuursrecht.
3.Zie de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 22 februari 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:3363.