ECLI:NL:RBDHA:2023:226

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
NL22.9637
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en procesbelang

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 11 januari 2023, gaat het om een beroep dat eiser heeft ingesteld op 25 mei 2022. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het feit dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn asielaanvraag, ingediend op 28 oktober 2021. Op 6 december 2022 heeft de staatssecretaris alsnog een beslissing genomen en eiser een verblijfsvergunning asiel verleend, geldig tot 28 oktober 2026. Echter, de staatssecretaris stelde dat er geen dwangsom verschuldigd was wegens het niet tijdig beslissen. Eiser handhaafde zijn beroep, maar de rechtbank moest beoordelen of er nog procesbelang was.

De rechtbank oordeelde dat, volgens vaste jurisprudentie, een belanghebbende alleen kan opkomen tegen een besluit als hij daardoor in een materieel gunstiger positie kan geraken. Aangezien de asielaanvraag inmiddels was ingewilligd, had eiser geen procesbelang meer in het beroep tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, maar overwoog dat er wel aanleiding was om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten van eiser. De rechtbank stelde deze kosten vast op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht.

De beslissing van de rechtbank was als volgt: het beroep werd niet-ontvankelijk verklaard, maar de staatssecretaris werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en openbaar gemaakt op de website van de Rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.9637

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M. Grigorjan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser op 25 mei 2022 heeft ingesteld omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op de asielaanvraag van 28 oktober 2021.
Op 6 december 2022 heeft verweerder alsnog op de aanvraag beslist. Verweerder heeft daarbij een verblijfsvergunning asiel aan eiser verleend met ingang van 28 oktober 2021, geldig tot 28 oktober 2026. Verweerder heeft in het besluit verder vastgesteld dat hij geen dwangsom verschuldigd is wegens het niet tijdig beslissen.
Vervolgens heeft eiser de rechtbank op 25 mei 2022 bericht dat hij zijn beroep handhaaft.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] .

Overwegingen

1. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling [2] kan een belanghebbende bij de ter zake bevoegde rechter slechts opkomen tegen een besluit, indien hij bij het instellen van dat rechtsmiddel belang heeft, in die zin dat hij daardoor in een materieel gunstiger positie kan geraken. De rechtbank beoordeelt ambtshalve of eiser procesbelang heeft en dient het beroep niet-ontvankelijk te verklaren wanneer daarvan geen sprake is, in welk geval echter wel een proceskostenveroordeling kan worden uitgesproken.
2. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiser, stelt de rechtbank vast dat met de inwilliging van de asielaanvraag aan het beroep tegemoet is gekomen, zodat eiser gelet op het bepaalde in artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft.
3. Eiser heeft zijn beroep gehandhaafd in verband met zijn aanspraak op een proceskostenvergoeding.
4. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling levert de enkele vraag of een proceskostenveroordeling moet worden uitgesproken geen procesbelang op. [3]
Artikel 8:75 van de Awb stelt namelijk niet de eis dat de partij die in de proceskosten wordt veroordeeld in het ongelijk is gesteld. Indien, afgezien van de vraag of aanleiding bestaat tot een proceskostenveroordeling over te gaan, geen belang meer bestaat bij een beoordeling van de zaak, dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
5. Omdat het belang van eiser bij het handhaven van zijn beroep uitsluitend is gelegen in het verkrijgen van een vergoeding voor gemaakte proceskosten, is het beroep niet-ontvankelijk.
6. Vervolgens moet worden bezien of in de omstandigheden van het geval, en in het bijzonder in de reden voor het vervallen van het procesbelang, grond is gelegen om over te gaan tot een proceskostenveroordeling.
7. Eiser heeft vanwege het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag beroep kunnen instellen bij de rechtbank. De rechtbank ziet daarom aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
3.zie bijvoorbeeld uitspraak 31 juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:650