ECLI:NL:RBDHA:2023:226
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en procesbelang
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 11 januari 2023, gaat het om een beroep dat eiser heeft ingesteld op 25 mei 2022. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het feit dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn asielaanvraag, ingediend op 28 oktober 2021. Op 6 december 2022 heeft de staatssecretaris alsnog een beslissing genomen en eiser een verblijfsvergunning asiel verleend, geldig tot 28 oktober 2026. Echter, de staatssecretaris stelde dat er geen dwangsom verschuldigd was wegens het niet tijdig beslissen. Eiser handhaafde zijn beroep, maar de rechtbank moest beoordelen of er nog procesbelang was.
De rechtbank oordeelde dat, volgens vaste jurisprudentie, een belanghebbende alleen kan opkomen tegen een besluit als hij daardoor in een materieel gunstiger positie kan geraken. Aangezien de asielaanvraag inmiddels was ingewilligd, had eiser geen procesbelang meer in het beroep tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, maar overwoog dat er wel aanleiding was om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten van eiser. De rechtbank stelde deze kosten vast op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De beslissing van de rechtbank was als volgt: het beroep werd niet-ontvankelijk verklaard, maar de staatssecretaris werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en openbaar gemaakt op de website van de Rechtspraak.