ECLI:NL:RBDHA:2023:2327
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van beroep tegen weigering omgevingsvergunning en verschoonbare termijnoverschrijding na overlijden gemachtigde
In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van [woonplaats], beroep ingesteld tegen de beslissing van de burgemeester en wethouders van Den Haag, die haar aanvraag voor een omgevingsvergunning had geweigerd. Het primaire besluit werd op 15 september 2020 genomen, en het bestreden besluit, waarin het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk werd verklaard, volgde op 25 februari 2021. Eiseres stelde dat zij pas op 27 juli 2021 op de hoogte was gesteld van het bestreden besluit, en dat dit besluit pas op 3 augustus 2021 aan haar was verzonden, nadat haar gemachtigde, de heer Weeda, op 5 februari 2021 was overleden. Eiseres deed een beroep op verschoonbare termijnoverschrijding, omdat zij niet op de hoogte was van het overlijden van haar gemachtigde en daardoor niet tijdig beroep kon instellen.
De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het beroep ambtshalve beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet op de juiste wijze was bekendgemaakt, aangezien het uitsluitend naar de overleden gemachtigde was verzonden. Hierdoor was eiseres niet in staat om tijdig beroep in te stellen. De rechtbank concludeerde dat het beroep tijdig was ingediend, omdat de bekendmaking pas op 3 augustus 2021 had plaatsgevonden.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de gemeente ten onrechte had gesteld dat de gemachtigde van eiseres niet gemachtigd was om op te treden. De rechtbank vond dat de gemeente in dit geval niet redelijk had gehandeld door het bezwaar niet inhoudelijk te behandelen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de gemeente op om alsnog inhoudelijk op het bezwaarschrift te beslissen. Tevens werd de gemeente opgedragen het griffierecht aan eiseres te vergoeden.