ECLI:NL:RBDHA:2023:2335

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
NL22.26626
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in terugkeerbesluit van vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit dat aan eiser was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen het besluit van 6 december 2022, waarin hem een aanvullend terugkeerbesluit werd opgelegd. De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld op 9 januari 2023, waarbij eiser zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. K.Y. Ramdhan.

De rechtbank heeft allereerst onderzocht of het bestreden besluit onverplicht en ten overvloede was genomen. Hierbij werd gekeken naar een eerder besluit van 15 februari 2011, waarin het bezwaar van eiser tegen zijn ongewenstverklaring ongegrond was verklaard. De rechtbank concludeerde dat dit eerdere besluit voldeed aan de voorwaarden om als terugkeerbesluit te worden aangemerkt. Er was geen bewijs dat de verblijfsrechtelijke situatie van eiser was gewijzigd sinds dat besluit, en de rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit geen nieuwe rechtsgevolgen creëerde.

Daarom verklaarde de rechtbank zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep, aangezien het bestreden besluit niet voldeed aan de definitie van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank besloot dat de beroepsgronden geen bespreking behoefden en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 16 januari 2023, en tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.26626
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V Nummer]

(gemachtigde: mr. K. Ramdhan),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R.P.G. van Bel).

Procesverloop

Bij besluit van 6 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een (aanvullend) terugkeerbesluit opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K.Y. Ramdhan, als waarnemer voor zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1984.
2. De rechtbank ziet zich eerst gesteld voor de vraag of het bestreden besluit onverplicht en ten overvloede is genomen. Daarbij is van belang of het besluit van 15 februari 2011, waarbij het bezwaar van eiser tegen zijn ongewenstverklaring ongegrond is verklaard, als terugkeerbesluit in de hier bedoelde zin kan worden aangemerkt.
3. De rechtbank verwijst naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS)1 en overweegt dat het besluit van 15 februari 2011 voldoet aan de voorwaarden in de uitspraak van de Afdeling van 2 juni 20212. In dat besluit staat tevens dat eiser de Marokkaanse nationaliteit heeft en dat dit besluit wordt aangemerkt als terugkeerbesluit. Verder wordt in dit besluit vermeld dat niet is gebleken dat eiser geen binding meer heeft met het land van herkomst, of dat het onmogelijk is om opnieuw een
1. Bijvoorbeeld de uitspraak van 27 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2369
leven op te bouwen in Marokko en dat hij heeft aangegeven dat zijn ouders nog in leven zijn en in Marokko verblijven. Uit de combinatie van deze gegevens blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk dat verweerder eiser heeft verplicht om terug te keren naar Marokko. Bovendien zijn er geen feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt dat het land van herkomst een ander land is dan Marokko.
4. Op grond van de stukken en wat partijen naar voren hebben gebracht is niet gebleken dat zich vervolgens relevante wijzigingen hebben voorgedaan in de verblijfsrechtelijke situatie van eiser. Dat de vriendin van eiser zwanger zou zijn is niet onderbouwd en levert op zichzelf ook overigens geen wijziging in de verblijfsrechtelijke situatie van eiser op. Evenmin is gebleken dat hij na de uitreiking van het besluit over de ongewenstverklaring de Europese Unie heeft verlaten, zodat dit besluit nog steeds van kracht is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het bestreden besluit onverplicht en ten overvloede is genomen en geen nieuwe rechtsgevolgen in het leven roept die niet al eerder waren ontstaan. Het bestreden besluit is dus geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht, zodat de rechtbank onbevoegd is kennis te nemen van het beroep. De beroepsgronden behoeven dan ook geen bespreking.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
16 januari 2023

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.