ECLI:NL:RBDHA:2023:2335
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in terugkeerbesluit van vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit dat aan eiser was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen het besluit van 6 december 2022, waarin hem een aanvullend terugkeerbesluit werd opgelegd. De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld op 9 januari 2023, waarbij eiser zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. K.Y. Ramdhan.
De rechtbank heeft allereerst onderzocht of het bestreden besluit onverplicht en ten overvloede was genomen. Hierbij werd gekeken naar een eerder besluit van 15 februari 2011, waarin het bezwaar van eiser tegen zijn ongewenstverklaring ongegrond was verklaard. De rechtbank concludeerde dat dit eerdere besluit voldeed aan de voorwaarden om als terugkeerbesluit te worden aangemerkt. Er was geen bewijs dat de verblijfsrechtelijke situatie van eiser was gewijzigd sinds dat besluit, en de rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit geen nieuwe rechtsgevolgen creëerde.
Daarom verklaarde de rechtbank zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep, aangezien het bestreden besluit niet voldeed aan de definitie van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank besloot dat de beroepsgronden geen bespreking behoefden en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 16 januari 2023, en tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.