ECLI:NL:RBDHA:2023:2344

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
NL23.4634
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen voortzetting van maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 24 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Marokkaanse eiser. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 20 oktober 2022 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. Op 17 februari 2023 heeft de staatssecretaris de maatregel van bewaring opgeheven. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 21 februari 2023 gesloten.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat deze tot het sluiten van het onderzoek rechtmatig was. Eiser heeft hoger beroep ingesteld tegen de eerdere uitspraak en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de Afdeling heeft op 17 februari 2023 bepaald dat de maatregel van bewaring met ingang van die datum wordt opgeheven. De rechtbank concludeert dat, nu de Afdeling in de bodemprocedure zal beslissen over de rechtmatigheid van de bewaring en eventuele schadevergoeding, eiser geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen de voortzetting van de bewaring. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en ziet zij geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.4634

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: C.F. Fokkenrood).

Procesverloop

Verweerder heeft op 20 oktober 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapport overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
Verweerder heeft op 17 februari 2023 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en op 21 februari 2023 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. [1] Tegen deze uitspraak heeft eiser hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter van de Afdeling [2] verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
2. Bij uitspraak van 17 februari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat de maatregel van bewaring met ingang van 17 februari 2023 wordt opgeheven. Eisers eerste grief in hoger beroep roept volgens deze uitspraak een rechtsvraag op waarnaar de Afdeling nader onderzoek moet doen. Over de rechtmatigheid van de bewaring en eventuele schadevergoeding zal in de bodemprocedure worden beslist.
3. Nu de Afdeling in de bodemprocedure zal beslissen over de rechtmatigheid van de bewaring en eventuele schadevergoeding, is de rechtbank van oordeel dat eiser geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen de voortzetting van de bewaring.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb Den Haag, zp. Middelburg, 7 december 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:13413.
2.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.