In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Pakistaanse eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de eiser niet geloofwaardig zou zijn in zijn verklaring dat hij zich had bekeerd tot het christendom en dat hij als afvallige van de islam in Pakistan zou worden vervolgd. De eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 14 september 2018, maar de afwijzing volgde pas na een langdurig proces met meerdere zittingen en aanvullend onderzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet voldoende had doorgetoetst aan de informatie uit het ambtsbericht over de situatie van afvalligen in Pakistan. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet had aangetoond dat de eiser bij terugkeer naar Pakistan geen reëel risico op ernstige schade zou lopen. Daarom heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij de eiser opnieuw gehoord moet worden. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die zijn vastgesteld op € 2.511,00.