In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had op 29 januari 2022 een aanvraag ingediend, maar verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had niet tijdig beslist. Eiser heeft verweerder op 18 november 2022 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, omdat verweerder de wettelijke beslistermijn heeft overschreden.
De rechtbank heeft bepaald dat verweerder binnen zestien weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag moet nemen. Daarnaast is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 418,50, omdat hij juridische bijstand heeft ingeschakeld. De rechtbank heeft in deze uitspraak de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) toegepast, en heeft de noodzaak van een eerste gehoor en de termijn voor het nemen van een besluit benadrukt.
De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de betrokken partijen geïnformeerd over hun mogelijkheden om in hoger beroep te gaan. De rechter heeft de zaak zonder zitting behandeld, omdat partijen daarmee instemden. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de rechten van aanvragers in het vreemdelingenrecht.