In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 februari 2023 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verweerder stelde dat Bulgarije verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening, omdat eiser een visum had dat nog geldig was op het moment van zijn aanvraag. Eiser was het hier niet mee eens en voerde aan dat Bulgarije niet verantwoordelijk kon worden gehouden, omdat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing was. Hij verwees naar de problematische situatie in Bulgarije, waaronder pushbacks en onvoldoende opvangvoorzieningen.
De rechtbank oordeelde dat verweerder ten onrechte had aangenomen dat Bulgarije kon worden vertrouwd voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken waarin was vastgesteld dat er fundamentele systeemfouten in de Bulgaarse asielprocedure waren, die ook van toepassing zijn op Dublinclaimanten. De rechtbank concludeerde dat verweerder nader onderzoek moest doen naar de feitelijke situatie van Dublinclaimanten in Bulgarije voordat een vreemdeling op grond van de Dublinverordening kon worden overgedragen aan Bulgarije.
De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en gaf verweerder de opdracht om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan eiser, vastgesteld op € 1.674,00. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 3 februari 2023.