In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de asielaanvraag van eiser niet in behandeling is genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De reden hiervoor was dat verweerder van mening was dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien eiser illegaal via Italië de Europese Unie was binnengekomen. Eiser was het hier niet mee eens en voerde aan dat Italië niet in staat was om zijn asielaanvraag adequaat te behandelen, omdat hij bij terugkeer naar Italië geen opvang zou krijgen. Eiser verwees naar verschillende documenten en rapporten die deze stelling onderbouwden, waaronder een brief van Vluchtelingenwerk Nederland en een AIDA-rapport.
De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld op 24 januari 2023, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet goed was gemotiveerd en in strijd was met het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank stelde vast dat Italië op dat moment geen opvang voor eiser beschikbaar had en dat de overdracht aan Italië niet kon plaatsvinden zonder dat eiser werd blootgesteld aan onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00. De rechtbank concludeerde dat verweerder onderzoek had moeten doen naar de feitelijke situatie in Italië en dat het niet-in-behandeling-nemen van de aanvraag niet kon worden gedragen door de motivering die daaraan ten grondslag was gelegd.