ECLI:NL:RBDHA:2023:2648
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak
Op 6 maart 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, een man van Zambiaanse nationaliteit, had op 21 juli 2022 beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 24 juni 2022 was genomen. Dit beroep was geregistreerd onder zaaknummer NL22.14137. Tegelijkertijd verzocht de verzoeker de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zijn uitzetting zou worden opgeschort totdat er een beslissing op het beroep zou zijn genomen.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er onverwijlde spoed vereist is, gelet op de betrokken belangen. Echter, aangezien het connexe beroep met zaaknummer NL22.14137 op dezelfde dag gegrond is verklaard, was er geen aanleiding meer om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek om de voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.