ECLI:NL:RBDHA:2023:2680
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Turkse vrouw op grond van geloofwaardigheid lesbische gerichtheid en resttoets
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielzaak van een Turkse vrouw die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de aanvraag als kennelijk ongegrond beschouwde. De eiseres, geboren in 1982, heeft in het verleden meerdere aanvragen voor reguliere verblijfsvergunningen ingediend, maar deze zijn niet gehonoreerd. In 2019 diende zij een opvolgende asielaanvraag in, waarbij zij stelde dat zij bang is voor mannen in Turkije vanwege haar lesbische geaardheid en eerdere ervaringen van onderdrukking en geweld.
De rechtbank heeft de zaak op 16 februari 2023 behandeld, waarbij de eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de identiteit en herkomst van de eiseres geloofwaardig achtte, maar de vrees voor vervolging op basis van haar seksuele geaardheid niet voldoende onderbouwd was. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de asielaanvraag niet aannemelijk was, omdat de eiseres onvoldoende had verklaard over haar lesbische geaardheid en de risico's die zij zou lopen bij terugkeer naar Turkije.
De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van asielaanvragen van personen die zich beroepen op hun seksuele gerichtheid moet plaatsvinden op basis van de geldende werkinstructies van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. De rechtbank volgde de staatssecretaris in zijn oordeel dat de verklaringen van de eiseres niet voldoende inzicht gaven in haar gevoelens en ervaringen, en dat er geen overtuigend bewijs was dat zij bij terugkeer naar Turkije daadwerkelijk gevaar zou lopen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.