ECLI:NL:RBDHA:2023:2680

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
NL21.14637
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Turkse vrouw op grond van geloofwaardigheid lesbische gerichtheid en resttoets

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielzaak van een Turkse vrouw die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de aanvraag als kennelijk ongegrond beschouwde. De eiseres, geboren in 1982, heeft in het verleden meerdere aanvragen voor reguliere verblijfsvergunningen ingediend, maar deze zijn niet gehonoreerd. In 2019 diende zij een opvolgende asielaanvraag in, waarbij zij stelde dat zij bang is voor mannen in Turkije vanwege haar lesbische geaardheid en eerdere ervaringen van onderdrukking en geweld.

De rechtbank heeft de zaak op 16 februari 2023 behandeld, waarbij de eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de identiteit en herkomst van de eiseres geloofwaardig achtte, maar de vrees voor vervolging op basis van haar seksuele geaardheid niet voldoende onderbouwd was. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de asielaanvraag niet aannemelijk was, omdat de eiseres onvoldoende had verklaard over haar lesbische geaardheid en de risico's die zij zou lopen bij terugkeer naar Turkije.

De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van asielaanvragen van personen die zich beroepen op hun seksuele gerichtheid moet plaatsvinden op basis van de geldende werkinstructies van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. De rechtbank volgde de staatssecretaris in zijn oordeel dat de verklaringen van de eiseres niet voldoende inzicht gaven in haar gevoelens en ervaringen, en dat er geen overtuigend bewijs was dat zij bij terugkeer naar Turkije daadwerkelijk gevaar zou lopen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.14637

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.R. Klaver),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. I. Vugs).

ProcesverloopBij besluit van 9 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond en heeft verweerder aan eiseres voorlopig uitstel van vertrek verleend.

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 16 februari 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. M.S. Yap, kantoorgenoot van haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1982 en heeft de Turkse nationaliteit.
2. Van 15 februari 2001 tot 13 december 2002 is eiseres in Nederland in het bezit geweest van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Vervolgens heeft zij meerdere aanvragen ingediend voor reguliere verblijfsvergunningen met verschillende verblijfsdoelen, die niet hebben geleid tot het verlenen van een verblijfsvergunning. Op 8 augustus 2018 heeft eiseres schriftelijk een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen omdat eiseres niet naar Ter Apel is gekomen om het formulier M35-H te ondertekenen.
3. In deze zaak gaat het om de opvolgende asielaanvraag van eiseres van 3 juni 2019. Hieraan heeft zij ten grondslag gelegd dat zij bang is voor de mannen in Turkije, die vrouwen onderdrukken en verkrachten, en dat zij in Turkije gevaar loopt omdat zij de lesbische geaardheid heeft.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de opvolgende asielaanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) omdat zij sinds 2001 in Nederland is maar pas in 2019 asiel heeft aangevraagd. Verweerder heeft de door eiseres gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Ook heeft verweerder geloofwaardig geacht dat eiseres vanwege ervaringen in het verleden bang is om bij terugkeer naar Turkije door mannen te worden verkracht. Omdat deze ervaringen zeer lang geleden zijn en eiseres haar vrees baseert op een algemeen beeld van Turkse mannen, volstaat dit volgens verweerder echter niet om aannemelijk te maken dat eiseres bij terugkeer naar Turkije daadwerkelijk verkracht zal worden. Verder heeft verweerder ongeloofwaardig geacht dat eiseres de lesbische geaardheid heeft. Volgens verweerder bestaat er dan ook geen aanleiding om aan eiseres een asielvergunning te verlenen. Wel heeft verweerder op grond van artikel 64 van de Vw aan eiseres vanwege de door haar overgelegde medische stukken voorlopig uitstel van vertrek verleend voor de duur van maximaal zes maanden of zoveel korter totdat hierover definitief is beslist.
5. Eiseres voert daartegen het volgende aan. Verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met de door haar overgelegde medische informatie van haar psychiater en met wat daarover is aangevoerd in haar zienswijze op het voornemen tot afwijzing van de asielaanvraag. Gelet op haar psychische klachten heeft verweerder eiseres ten onrechte verweten dat zij onvoldoende heeft verklaard over haar lesbische geaardheid. Eiseres beroept zich op de artikelen 3 en 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) vanwege haar psychische klachten en haar banden met Nederland, waaronder de ondersteuning die zij krijgt van haar zus. Eiseres loopt wel degelijk gevaar in Turkije, zowel vanwege de aanranding die zij daar in het verleden heeft meegemaakt als vanwege haar lesbische geaardheid. Verder maken ook haar vrees voor eerwraak en voor represailles vanwege kritiek op president Erdogan deel uit van de asielaanvraag. Ten slotte heeft verweerder ten onrechte geen toepassing gegeven aan zijn discretionaire bevoegdheid.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Referentiekader en beoordelingskader
6. Voorafgaand aan het bestreden besluit heeft eiseres diverse medische stukken overgelegd, waaruit blijkt dat zij onder behandeling stond van een psychiater van GGZ WNB. In beroep heeft eiseres een brief van 24 januari 2023 overgelegd waaruit blijkt dat zij daar is uitgeschreven en is doorverwezen naar een psychiater van ‘De-Kering’. Uit deze stukken kan worden opgemaakt dat eiseres lijdt aan depressieve klachten en PTSS-klachten. De rechtbank stelt vast dat verweerder kenbaar rekening heeft gehouden met de psychische klachten van eiseres. Deze hebben ook geleid tot het verlenen van voorlopig uitstel van vertrek. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stellingen dat verweerder te weinig rekening heeft gehouden met haar psychische klachten en haar ten onrechte verwijt dat zij onvoldoende heeft verklaard over haar gestelde lesbische geaardheid. Daartoe is redengevend dat verweerder blijkens de rapporten van het nader gehoor en het aanvullend gehoor met eiseres bij het horen rekening heeft gehouden met haar psychische klachten. Uit deze rapporten blijkt niet dat eiseres niet goed uit haar woorden kwam of psychisch gehinderd was om verklaringen af te leggen. Bovendien blijkt ook niet uit de stukken van de psychiaters van eiseres dat zij op die momenten vanwege haar psychische klachten niet goed in staat was om te verklaren over haar gestelde lesbische geaardheid. Verweerder is dan ook bij het beoordelen van de asielaanvraag van eiseres terecht uitgegaan van de verklaringen die zij heeft afgelegd tijdens het nader gehoor en het aanvullend gehoor.
7. De rechtbank stelt vast dat eiseres in deze gehoren niets heeft verklaard over vrees voor eerwraak of voor represailles vanwege kritiek op president Erdogan. Anders dan eiseres aanvoert, heeft verweerder dit dan ook terecht niet betrokken in de beoordeling van de asielaanvraag van eiseres.
8. De wijze waarop een asielaanvraag van een vreemdeling die zich beroept op zijn seksuele gerichtheid wordt beoordeeld, is neergelegd in de Werkinstructie 2019/17 van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. [1] De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in de uitspraak van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1754, geoordeeld dat deze werkinstructie een adequate wijze van beoordelen is en benadrukt dat dergelijke asielaanvragen integraal op geloofwaardigheid moeten worden beoordeeld. De eigen verklaringen van de asielzoeker zijn daarbij van groot belang (maar ook feitelijke informatie kan ondersteunend bewijs bieden van een gestelde seksuele geaardheid, voor zover dit niet in strijd is met de menselijke waardigheid).
Geloofwaardigheid
9. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres beoordeeld in overeenstemming met deze werkinstructie, door haar te bevragen over haar persoonlijke beleving aan de hand van de thema’s: privéleven, huidige en voorgaande relaties, contacten met en kennis van LHBTI(groepen) in het land van herkomst en in Nederland en discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst. Gelet op het navolgende heeft verweerder de gestelde lesbische geaardheid van eiseres niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
10. Eiseres heeft verklaard dat vrouwen in Turkije zich aan regels moeten houden, zoals het dragen van bedekkende kleding, en dat zij voor lelijke dingen worden uitgemaakt, worden mishandeld en worden aangerand en verkracht. Ook heeft eiseres verklaard dat zij hierdoor bang is geworden voor mannen en daardoor op een gegeven moment geen relaties met mannen meer wilde aangaan, hoewel zij voorheen wel op mannen viel. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiseres hiermee geen inzicht heeft gegeven in hoe zij zich voelde bij haar gestelde lesbische geaardheid, maar dat zij veeleer een rationele keuze lijkt te hebben gemaakt om haar gevoelens voor mannen uit te schakelen.
11. Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiseres niet overtuigend heeft verklaard over haar (enige) gestelde lesbische relatie in Nederland. Eiseres heeft verklaard dat zij eerst een vriendschap had met haar gestelde ex-vriendin, dat zij veel tijd samen doorbrachten en dat zij vanzelf naar elkaar toegroeiden nadat eiseres zich van mannen had afgekeerd. Verweerder heeft ten aanzien hiervan mogen overwegen dat eiseres door zo te verklaren geen inzicht heeft gegeven in haar gevoelens voor haar gestelde ex-vriendin.
12. Verder heeft verweerder niet ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat zij geen kennis heeft van LHBTI-organisaties in Turkije en Nederland. Eiseres heeft immers verklaard dat het nooit in haar is opgekomen om zich daarin te verdiepen. Ten slotte heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat de verklaringen van eiseres geen blijk geven van problemen in Turkije ten gevolge van haar gestelde lesbische geaardheid.
Zwaarwegendheid en resttoets
13. In beroep is niet onderbouwd waarom de aanrandingen die eiseres in het verleden heeft meegemaakt zouden moeten leiden tot de conclusie dat eiseres bij terugkeer naar Turkije zal worden verkracht. Gelet daarop, en op wat hiervoor is overwogen, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat terugkeer van eiseres naar Turkije niet in strijd is met artikel 3 van het EVRM (het verbod op onmenselijke en vernederende behandeling).
14. Voor zover eiseres heeft gewezen op artikel 8 van het EVRM (het recht op gezins- en privéleven) en de discretionaire bevoegdheid (de rechtbank begrijpt: de verblijfsvergunning regulier onder een beperking verband houdend met humanitaire gronden) oordeelt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft hieraan niet doorgetoetst omdat sprake is van een opvolgende asielaanvraag. Wel heeft verweerder eiseres gewezen op de mogelijkheid om een reguliere aanvraag in te dienen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder niet zo heeft mogen handelen. Weliswaar biedt artikel 3.6b van het Vreemdelingenbesluit 2000 ook bij opvolgende asielaanvragen een bevoegdheid voor een dergelijke resttoets, verweerder is daartoe niet verplicht. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling van 28 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:973.
Conclusie
15. Het beroep is ongegrond.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.