In deze zaak heeft eiseres op 10 september 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag, die op 29 januari 2022 was ingediend. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank constateert dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals bepaald in artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet, is verstreken zonder dat verweerder een besluit heeft genomen. Eiseres heeft verweerder op 19 augustus 2022 rechtsgeldig in gebreke gesteld, maar er is geen besluit genomen voordat zij beroep heeft ingesteld. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond verklaard.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak een besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom verbeurt van € 100 per dag voor elke dag dat hij in gebreke blijft deze termijn na te leven, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft ook verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.