In deze zaak heeft eiser op 10 september 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 23 februari 2022 was ingediend. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank constateert dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals bepaald in artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet, is verstreken zonder dat verweerder een besluit heeft genomen. Eiser heeft verweerder op 25 augustus 2022 rechtsgeldig in gebreke gesteld, maar er is geen besluit genomen voordat hij beroep heeft ingesteld. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom verbeurt van € 100 per dag voor elke dag dat hij in gebreke blijft deze termijn na te leven, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser vastgesteld op € 418,50, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen indien hij het niet eens is met de uitspraak.