ECLI:NL:RBDHA:2023:2729
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublin-overeenkomst
In de zaak tussen de verzoeker, een Syrische nationaliteit houder, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2023 uitspraak gedaan. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublin-overeenkomst.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 23 februari 2023, maar de verzoeker was afwezig. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting is het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, maar de rechtbank heeft besloten het onderzoek ter zitting te sluiten.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de aanverwante zaak NL23.316, er geen noodzaak meer was voor een voorlopige voorziening. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, in aanwezigheid van griffier mr. V. Vegter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.