ECLI:NL:RBDHA:2023:2741

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
21/4163
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning Aio-uitkering met terugwerkende kracht en de ingangsdatum van de uitkering

In deze zaak gaat het om de aanvraag van een Aio-uitkering door eisers, die zich op 2 september 2022 hebben gemeld bij de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De Svb heeft hen eerder een uitkering toegekend met ingang van 2 november 2020, maar eisers zijn van mening dat zij recht hebben op een Aio-uitkering met terugwerkende kracht vanaf januari 2020. De rechtbank heeft op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank oordeelt dat de Svb hen met ingang van 2 september 2022 een Aio-uitkering had moeten toekennen, aangezien de Svb niet heeft betwist dat eisers in Nederland wonen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de Svb en draagt hen op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt de Svb veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten aan eisers. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4131

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser] (eiser) en [eiseres] (eiseres), uit [woonplaats], eisers

(gemachtigde: mr. C.H. Remmelink),
en

de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, de Svb

(gemachtigde: mr. P.C. van der Voorn).

Procesverloop

In het besluit van 12 januari 2021 (primair besluit) heeft de Svb eisers met ingang van 2 november 2020 een uitkering toegekend op grond van de Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO).
In het besluit van 10 mei 2021 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit gegrond verklaard en hen met ingang van 28 oktober 2020 een uitkering op grond van de AIO toegekend.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2022 op zitting behandeld. Eisers zijn niet in persoon verschenen, maar hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers verbleven naar eigen zeggen vanaf 27 januari 2020 in Israël en konden vanaf maart 2020 niet langer naar Nederland terugvliegen. Eiser heeft zich op 2 september 2020 bij de Svb gemeld met de intentie een AIO-uitkering aan te vragen. Op 28 oktober 2020 zijn eisers teruggekeerd in Nederland en op 10 november 2020 is er daadwerkelijk een aanvraag ingediend.
2. Het bestreden besluit berust op het standpunt van de Svb dat eisers vanaf 28 oktober 2020 weer in Nederland terug zijn en vanaf die datum aanspraak hebben op een uitkering op grond van de AIO.
3. Eisers zijn het hiermee niet eens. Zij willen een AIO-aanvulling met terugwerkende kracht vanaf januari 2020. Eisers wonen in Nederland, hebben daar hun vaste lasten, maar waren als gevolg van de Covid-19 pandemie lange tijd niet in staat om vanuit hun vakantieland Israël terug te keren naar Nederland. Zij waren als gevolg hiervan niet in de gelegenheid een schriftelijke aanvraag in te dienen. Eisers zeggen hierover meerdere keren telefonisch contact te hebben gehad met de Svb. Zo heeft eiser op 2 september 2020 gebeld met de Svb over een AIO-aanvulling. Hij heeft daarbij aangegeven dat hij deze graag zou ontvangen, alsmede dat hij als gevolg van Corona op dat moment niet in staat was om een schriftelijke aanvraag in te dienen. Eisers vinden het onbegrijpelijk dat de Svb in die omstandigheden het standpunt handhaaft dat verzoeken schriftelijk moeten worden ingediend. Eiser zegt met de Svb ook al op 4 maart 2020 telefonisch contact te hebben gehad, maar hij kan daarvan in het dossier niets terugvinden. Namens eiser was de Svb gevraagd de aanvulling toe te kennen met ingang van 1 januari 2020, dan wel met ingang van 4 maart 2020 (zijnde de datum van het telefoongesprek) of 2 september 2022.
4. De rechtbank beoordeelt het beroep als volgt. Het gaat in dit beroep alleen om de ingangsdatum van de aanvullende uitkering op grond van de AIO.
4.1. De Svb heeft tot taak het verlenen van algemene bijstand in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen aan gehuwden, van wie beide echtgenoten de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt dan wel van wie één echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt hier te lande die in zodanige omstandigheden verkeren of dreigen te geraken dat zij niet over de middelen beschikken om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Dat staat in artikel 47a, eerste lid, onder b, Participatiewet (Pw).
Indien door de Svb is vastgesteld dat recht op bijstand bestaat, wordt de bijstand toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen. Dat staat in het mede op de AIO van toepassing zijnde artikel 44, eerste lid, Pw.
4.2 In beginsel wordt geen bijstand verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen of een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. [1] 4.3 Zulke omstandigheden kunnen zich voordoen als het de betrokkene niet kan worden verweten dat hij zich niet eerder heeft gemeld om bijstand aan te vragen of niet eerder een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Dit kan het geval zijn als de betrokkene niet in staat was om zich eerder te melden om bijstand aan te vragen, of als de betrokkene daarvan is afgehouden door de bijstand verlenende instantie. Wat eiser heeft aangevoerd duidt er niet op dat hij in zo'n situatie verkeerde.
4.4 Eisers waren vanaf 27 januari 2020 in Israël op vakantie. Zij ontvingen op dat moment alleen een AOW-uitkering. Eiser heeft op 2 september 2020 telefonisch contact opgenomen met de Svb in verband met een AIO-aanvulling. Eisers zijn op 28 oktober 2020 naar Nederland teruggekeerd en hebben op 10 november 2020 uiteindelijk een aanvraag bij de Svb ingediend. Niet gebleken is dat eisers zich eerder dan op 2 september 2020 in Nederland hebben gemeld met het voornemen een AIO-uitkering aan te vragen. De Svb heeft niet betwist dat eisers, ondanks hun verblijf in het buitenland, in Nederland woonachtig waren. Artikel 13 Pw, dat bepaalde categorieën van belanghebbenden uitsluit van het recht op bijstand, is in dit geval niet van toepassing, omdat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij eerder dan 2 september 2022, toen zij in het buitenland verbleven, een bijstandsaanvraag hebben gedaan, of hebben willen doen, of dat dit door de Covid-19 pandemie onmogelijk was.
4.5 Nu eisers zich op 2 september 2022 hebben gemeld om een AIO-uitkering aan te vragen en de Svb niet heeft betwist dat zij in Nederland wonen, had de Svb hen met ingang van 2 september 2022 een AIO-uitkering toe moeten kennen.
5. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, Abw vernietigen en de Svb opdragen met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
6. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen zij ook een vergoeding voor de proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit en draag de Svb op een beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de Svb aan eisers het door hen betaalde griffierecht, te weten € 49,-, vergoedt;
- veroordeelt het college in de proceskosten ten bedrage van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.zie onder meer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 11 mei 2021; ECLI:NL:CRVB:2021:1084