ECLI:NL:RBDHA:2023:2750

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
NL22.10829 en NL22.10830
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in asielzaak met verzoekers van Iraanse nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 7 maart 2023, gaat het om een proceskostenveroordeling in een asielzaak. Verzoekers, van Iraanse nationaliteit, hebben op 4 oktober 2018 een asielaanvraag ingediend. Na een lange periode van wachten, hebben zij op 10 juni 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. Op 15 september 2022 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze zaak, de aanvraag van verzoekers alsnog ingewilligd. Hierop hebben verzoekers hun beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten, aangezien verweerder niet heeft gereageerd op dit verzoek.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekers, wordt het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank stelt vast dat de beroepszaken als één zaak worden beschouwd, omdat de beroepen gelijktijdig zijn ingediend en de gronden nagenoeg identiek zijn.

De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten, die zijn vastgesteld op € 418,50. Deze kosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), waarbij rekening is gehouden met de beroepsmatige rechtsbijstand die door een derde is verleend. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.10829 en NL22.10830

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer [V-nummer] ,
[naam],
geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [V-nummer] ,
mede namens hun minderjarige kinderen:
[naam] ,
geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer [V-nummer] ,
[naam] ,
geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer [V-nummer] ,
allen van Iraanse nationaliteit,
hierna: verzoekers,
(gemachtigde: mr. M.L. van Leer),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Op 4 oktober 2018 hebben verzoekers een asielaanvraag ingediend.
Op 10 juni 2022 hebben verzoekers beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag.
Verweerder heeft in het besluit van 15 september 2022 (alsnog) de aanvraag van verzoekers ingewilligd.
Naar aanleiding hiervan hebben verzoekers het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft niet gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekers.
4. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een samenhangende zaak zoals bedoeld in artikel 3 van het Bpb, omdat de beroepen gelijktijdig zijn ingediend en de gronden in de zaken nagenoeg identiek zijn. De rechtbank merkt daarbij op dat gemachtigde van verzoekers in de gronden beide zaaknummers heeft vermeld. Dit betekent dat de beroepszaken worden beschouwd als één zaak. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Karsowidjojo, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.