ECLI:NL:RBDHA:2023:2771
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.C. Boelens, had een verzoek ingediend bij de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die als verweerder optrad. De rechtbank heeft besloten om geen zitting te houden, omdat dit in deze specifieke zaak niet noodzakelijk was, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De verzoeker was in beroep gegaan op 10 mei 2022, omdat de verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Na een beslissing van de verweerder op 29 november 2022 heeft de verzoeker zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De verweerder heeft op 15 december 2022 geen bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker recht heeft op een vergoeding van € 418,50, omdat de verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de punten die zijn toegekend voor het indienen van het beroepschrift, met inachtneming van een wegingsfactor van 0,5, aangezien de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank heeft de verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de verzoeker. De uitspraak is openbaar gemaakt en de verzoeker is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.