In deze zaak heeft eiser op 6 september 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 26 januari 2022 was ingediend. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank constateert dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals bepaald in artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet, is verstreken zonder dat verweerder een besluit heeft genomen. Eiser heeft verweerder op 19 augustus 2022 rechtsgeldig in gebreke gesteld, maar er is geen besluit genomen voordat het beroep werd ingesteld. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond verklaard.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak een besluit op de asielaanvraag van eiser bekend te maken. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom verbeurt van € 100 per dag voor elke dag dat hij in gebreke blijft deze termijn na te leven, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft ook verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.