In deze zaak hebben eisers, twee broers, op 21 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen, die op 2 januari 2022 waren ingediend. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank constateert dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals bepaald in artikel 42 van de Vreemdelingenwet, op 2 juli 2022 was verstreken zonder dat er besluiten waren genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eisers hebben op 29 september 2022 rechtsgeldige ingebrekestellingen verzonden, die op 1 oktober 2022 door de staatssecretaris zijn ontvangen. Aangezien er meer dan twee weken zijn verstreken zonder dat besluiten zijn genomen, zijn de beroepen kennelijk gegrond verklaard.
De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak alsnog besluiten bekend te maken op de asielaanvragen van eisers. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de staatssecretaris in gebreke blijft, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eisers vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.