Procesverloop
In het besluit van 14 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarnaast heeft verweerder ambtshalve besloten dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier en dat aan hem geen uitstel van vertrek wordt verleend.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 17 januari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw S.H. Smeets-Tan. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om partijen in de gelegenheid te stellen nadere informatie te overleggen en om op elkaars informatie te reageren.
Eiser heeft medische informatie overgelegd. Verweerder heeft hierin aanleiding gezien om het Bureau medische advisering (BMA) om advies te vragen.
Op 23 mei 2022 heeft het BMA een advies uitgebracht. Op grond daarvan heeft verweerder op 1 oktober 2022 een aanvullend besluit genomen.
Eiser heeft op 10 november 2022 gereageerd op het aanvullende besluit. Het beroep richt zich ook tegen dit besluit.
Partijen hebben de rechtbank desgevraagd toestemming gegeven het onderzoek zonder nadere zitting te sluiten.
Overwegingen
1. Eiser heeft de Indonesische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1961. Aan zijn asielaanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat hij getraumatiseerd is. Als kind werd hij gepest omdat zijn vader onder het bewind van Soekarno burgemeester was geweest. Zijn vader is door aanhangers van de latere president Soeharto gedood. Verder is eiser homoseksueel. Door familie en in Indonesië in het algemeen wordt zijn geaardheid niet geaccepteerd. Eiser is in 1994 voor het eerst naar Nederland gekomen. In 2001 heeft hij Indonesië definitief verlaten. Eiser heeft zich sindsdien in Nederland staande kunnen houden. Nadat hij een pacemaker had gekregen, is zijn omgeving voorzichtiger geworden om voor hem te zorgen, uit vrees dat hem iets kan overkomen. Daarom heeft hij na 20 jaar een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft eisers aanvraag afgewezen. Verweerder acht hetgeen eiser heeft verklaard over zijn vader geloofwaardig maar onvoldoende zwaarwegend. Volgens verweerder is het niet aannemelijk dat eiser vanwege de voormalige positie van zijn vader bij terugkeer in Indonesië problemen zal ondervinden. Verweerder acht het niet geloofwaardig dat eiser homoseksueel is.
3. Eiser betwist het bestreden besluit en voert daartoe diverse beroepsgronden aan. De rechtbank gaat hierna over tot de bespreking van de geschilpunten tussen partijen.
4. Volgens eiser is de procedure vanaf het nader gehoor onzorgvuldig geweest. Tijdens het nader gehoor van 26 november 2021 is eiser niet bijgestaan door een registertolk, terwijl er volgens hem wel op die dag een registertolk beschikbaar was in de persoon van mevrouw S.H. Smeets-Tan (Smeets-Tan). Doordat verweerder tijdens het nader gehoor gebruik heeft
gemaakt van een niet-registertolk, is eiser in zijn belangen geschaad. Tijdens de nabespreking van het nader gehoor is namelijk duidelijk geworden dat de vertaling van zijn asiel op diverse onderdelen onjuist dan wel ongenuanceerd heeft plaatsgevonden. Hierdoor is zijn authentieke verhaal niet goed naar voren gekomen.
5. De rechtbank overweegt ten aanzien van deze beroepsgrond het volgende. Artikel 28 van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) luidt -voor zover hier van belang- als volgt:
“1. De volgende diensten en instanties maken (…) uitsluitend gebruik van beëdigde tolken of vertalers:
(…)
d.de Immigratie- en Naturalisatiedienst;
(…)
3.
In afwijking van het eerste (…) lid kan gebruik worden gemaakt van een tolk die geen beëdigde tolk is of van een vertaler die geen beëdigde vertaler is indien wegens de vereiste spoed een ingeschrevene in het register niet tijdig beschikbaar is of indien het register voor de desbetreffende bron- of doeltaal dan wel bron- of doeltalen geen ingeschrevene bevat.
4.
Indien van het eerste of tweede lid wordt afgeweken wordt dit met redenen omkleed schriftelijk vastgelegd.
Ingeval geen sprake is van spoedeisende inzet van een tolk of vertaler, dient deze voorafgaand aan zijn inzet een recente verklaring omtrent het gedrag dan wel een integriteitsverklaring over te leggen. Indien het vanwege de spoedeisendheid niet mogelijk is voorafgaand aan de inzet een verklaring omtrent het gedrag over te leggen geschiedt dit na de inzet. (…)”
6. Uit vaste rechtspraak volgt dat artikel 28, derde lid, van de Wbtv voor de motivering geen andere eis stelt dan dat verweerder de reden voor het gebruikmaken van een nietbeëdigde tolk uiterlijk in het besluit schriftelijk vastlegt en dat deze reden één van de in dat lid vermelde redenen moet zijn.
7. De rechtbank begrijpt dat verweerder tot en met het bestreden besluit het standpunt heeft gehuldigd dat vanwege de vereiste spoed een geregistreerde tolk niet tijdig beschikbaar was om assistentie te verlenen tijdens het nader gehoor van 26 november 2021.
De rechtbank maakt dit op uit de volgende passages:
-pagina 2 van het nader gehoor:
“Tijdens het gehoor is gebruik gemaakt van een niet registertolk. De reden hiervoor is dat er geen registertolk beschikbaar is voor de IND”;
-pagina 2 van het voornemen:
“De aanvraag van betrokkene wordt in de Algemene
Asielprocedure (AA) behandeld. De termijn die hiervoor geldt is acht dagen (artikel 3:110
Vreemdelingenbesluit). Gelet op deze termijn en het belang om de asielaanvraag voortvarend af te handelen, is bij het nader gehoor gebruikt gemaakt van een niet-registertolk”;
-pagina 2 van het voornemen:
“Bovendien is na onderzoek gebleken dat de heer (de rechtbank: sic) Smeets-Tan niet voorkomt in ons systeem. Aangezien er geen registertolk tijdig beschikbaar was, is een niet-registertolk ingezet. Het afdoen van de aanvraag in de AA zorgt voor de vereiste spoed zoals bedoeld in artikel 28 van de Wet beëdigde tolken en vertalers”en
-pagina 3 van het bestreden besluit:
“(…) dat in het voornemen uiteen is gezet waarom er destijds geen gebruik is gemaakt van een niet-registertolk. Zoals reeds gemotiveerd in het voornemen, is deze vraag zorgvuldig beantwoord.”
8. Uit de aangehaalde passages maakt de rechtbank slechts op dat er volgens verweerder geen registertolk tijdig beschikbaar was voor het nader gehoor. Deze enkele schriftelijke vermelding is op zichzelf geen deugdelijke motivering. Verweerder had moeten toelichten waarom geen beëdigde tolk beschikbaar was. Op die manier kan nagegaan worden of verweerder zich heeft gehouden aan de in artikel 28 van de Wbtv voor die situatie geldende voorwaarde van vereiste spoed.Omdat verweerder het “waarom” niet uiterlijk in het bestreden besluit heeft toegelicht, lijdt het bestreden besluit aan een motiveringsgebrek.
9. De rechtbank beoordeelt nu waartoe dit oordeel moet leiden.
10. In zijn verweerschrift van 13 januari 2022 heeft verweerder -voor zover hier van belang- het volgende standpunt ingenomen:
“(…)
Door verweerder is in het rapport van gehoor van 26 november 2021 opgenomen dat er geen gebruik is gemaakt van een registertolk omdat er geen registertolk beschikbaar is. Uit navraag bij de tolkencoördinator is verweerder gebleken dat er slechts één registertolk Indonesisch in Nederland is en dat deze tolk (Smeets-Tan) zich nooit heeft aangemeld bij de IND om tolkendiensten aan de IND te leveren. Wat daar de reden voor is, is verweerder niet bekend. Gelet daarop kán verweerder geen gebruik maken van de diensten van deze tolk. In het IND tolkenbestand staan verder drie niet register tolken Indonesisch en daarom is gebruik gemaakt van één van deze drie tolken.
Op grond van artikel 28, eerste lid, Wbtv maakt verweerder uitsluitend gebruik van beëdigde tolken of vertalers. Het derde lid van artikel 28 Wbtv regelt dat er toch gebruik kan worden gemaakt van een niet-beëdigde tolk of vertaler indien wegens de vereiste spoed een ingeschrevene in het register niet tijdig beschikbaar is of indien het register voor de desbetreffende bron- of doeltalen geen ingeschrevene bevat. Indien er geen beëdigde tolk of vertaler ingezet kan worden dan vereist artikel 28, vierde lid, Wbtv dat de staatssecretaris dit motiveert in het voornemen of uiterlijk het besluit.
Zoals reeds door verweerder is aangegeven in het voornemen komt tolk Smeets-Tan niet voor in de systemen van verweerder en is er derhalve geen registertolk beschikbaar voor de IND. Tevens is nog opgemerkt in het voornemen dat het afdoen van de aanvraag in de AA procedure zorgt voor de vereiste spoed zoals bedoeld in artikel 28 Wbtv. Verweerder verwijst in dit kader ook naar bestendige jurisprudentie van de Afdeling waaruit dit ook volgt. Gelet op voornoemde mocht verweerder gebruik maken van een niet-registertolk.
(…)”
11. In zijn nadere reactie van 20 januari 2022 heeft verweerder toegelicht dat Smeets-Tan zich als registertolk wél heeft aangemeld om tolkendiensten te verlenen voor de IND, maar dat de IND voor haar geen inpasbaarheidsverklaring heeft afgegeven. Om die reden is Smeets-Tan (nog) niet inzetbaar voor de IND. Omdat de IND weinig gebruikt maakt van tolken Indonesisch, heeft de IND Smeets-Tan ook niet benaderd om als tolk op te treden.
12. Uit het samenstel van de reacties als vervat in de rechtsoverwegingen 10 en 11, maakt de rechtbank op dat verweerder zijn standpunt heeft gewijzigd. Tot en met het bestreden besluit heeft verweerder “de vereiste spoed” als reden aangevoerd voor het gebruikmaken van een niet-registertolk. Uit de reacties van 13 en 20 januari 2022 blijkt daarentegen dat verweerder als reden voor het gebruikmaken van een niet-registertolk aanvoert dat het register geen ingeschreven tolk Indonesisch bevat. Aldus heeft verweerder nog steeds niet gemotiveerd waarom een registertolk Indonesisch niet tijdig beschikbaar was en lijkt het er zelfs op dat verweerder dit standpunt heeft prijsgegeven. Daarenboven heeft verweerder ook niet steekhoudend gemotiveerd dat het register geen ingeschreven tolk Indonesisch bevat. Smeets-Tan is namelijk wél een registertolk. De reden waarom de IND geen gebruik heeft gemaakt van haar diensten, is dat de IND voor Smeets-Tan geen inpasbaarheidsverklaring heeft afgegeven. Hieraan hebben “slechts” pragmatische overwegingen ten grondslag gelegen en geen overwegingen die betrekking hebben op de kwaliteit die Smeets-Tan als tolk levert. Als gevolg van het handelen van de IND was Smeets-Tan niet “in beeld” bij de IND, terwijl Smeets-Tan wel beschikbaar was. Deze omstandigheid dient voor rekening en risico van verweerder te blijven.
13. In de correcties en aanvullingen op het nader gehoor alsmede in de zienswijze op het voornemen heeft eiser concreet en gedetailleerd aangegeven op welke onderdelen zijn verklaringen onjuist of ongenuanceerd zijn vertaald en zijn weergegeven in het verslag van het nader gehoor. Verweerder heeft deze correcties, aanvullingen en kritiekpunten van eiser op het verslag van het nader gehoor slechts in algemene termen weersproken. Al om deze reden kan de rechtbank niet tot het oordeel komen dat eiser niet is geschaad in zijn belangen, doordat verweerder gebruik heeft gemaakt van een niet-registertolk.
14. De conclusie van de rechtbank is dat de beroepsgrond slaagt en dat het bestreden besluit lijdt aan een motiveringsgebrek. De rechtbank ziet geen aanleiding om dit gebrek te passeren. Het nader gehoor heeft immers niet zorgvuldig plaatsgevonden, hetgeen doorwerkt in het bestreden besluit. Aan het bestreden besluit kleeft dus tevens een zorgvuldigheidsgebrek. Al om deze redenen is het beroep van eiser gegrond en zal de rechtbank overgaan tot vernietiging van het bestreden besluit. Door de belangenkwestie (zie rechtsoverweging 13) ziet de rechtbank evenmin aanleiding om de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten. De overige geschilpunten tussen partijen behoeven daarom geen bespreking meer.
15. De rechtbank acht het verder niet efficiënt om verweerder de gelegenheid te bieden om de geconstateerde gebreken te herstellen door middel van een zogenoemde bestuurlijke lus. Dit vooral niet omdat het in de rede ligt dat eiser opnieuw zal moeten worden gehoord. De rechtbank bepaalt dat verweerder een nieuw besluit moet nemen op de asielaanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor een termijn van twaalf weken na verzending van deze uitspraak.
16. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor zijn proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.092,50. Dit bedrag is als volgt samengesteld:
-1 punt voor het indienen van het beroepschrift,
-1 punt voor het verschijnen ter zitting,
-0,5 punt voor het indienen van schriftelijke reacties op nadere standpunten van verweerder, -waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1.