ECLI:NL:RBDHA:2023:2852

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
NL23.5461
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Marokkaanse vreemdeling en de voortvarendheid van de uitzetting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling. De maatregel van bewaring was op 25 december 2022 opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en eiser had hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 3 maart 2023, waarbij zowel eiser als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Eiser stelde dat verweerder onvoldoende voortvarend aan zijn uitzetting werkte, aangezien de aanvraag voor een laissez-passer (lp) al in oktober 2022 was ingediend, maar hij nog steeds niet was gepresenteerd voor uitzetting.

De rechtbank heeft overwogen dat verweerder voldoende voortvarend aan de uitzetting werkt. Er zijn meerdere gesprekken gevoerd en schriftelijke rappelages gedaan door verweerder. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de lp-aanvraag enige tijd in behandeling is, er geen bijzondere omstandigheden zijn die vereisen dat verweerder met meer voortvarendheid zou moeten handelen. Eiser heeft niet actief meegewerkt aan zijn terugkeer en heeft geen documenten overgelegd om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen. De rechtbank concludeerde dat de voortduring van de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat het beroep ongegrond is. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen.

De uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.5461

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Procesverloop

Verweerder heeft op 25 december 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op 3 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 11 januari 2023 (in de zaak NL22.26529) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 6 januari 2023 de maatregel van bewaring rechtmatig is.
3. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder onvoldoende voortvarend aan de uitzetting werkt. De laissez passer (lp)-aanvraag is al in oktober 2022 verstuurd, maar eiser is nog steeds niet gepresenteerd. Eiser heeft meermaals gevraagd wanneer hij wordt gepresenteerd. Daarnaast heeft eiser meegewerkt aan de lp-aanvraag en wil hij contact met het IOM. Anders dan schriftelijk rappelleren op de aanvraag gebeurt er volgens eiser niet veel.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend aan de uitzetting werkt en dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat. Verweerder heeft sinds het sluiten van het onderzoek op 11 januari 2023, 1 februari 2023 en op 6 februari 2023 een vertrekgesprek met eiser gevoerd. Verder heeft verweerder sinds het sluiten van het onderzoek op 3 februari 2023, op 12 februari 2023 en op 24 februari 2023 schriftelijk gerappelleerd op de lp-aanvraag. De rechtbank acht deze gang van zaken voldoende voortvarend. De rechtbank overweegt dat, hoewel de lp-aanvraag al enige tijd (vanaf oktober 2022) in behandeling is, niet is gebleken dat er door de autoriteiten van Marokko in het algemeen of voor eiser in het bijzonder geen lp zal worden afgegeven. Nu verweerder voor een presentatie bovendien afhankelijk is van de Marokkaanse autoriteiten, en in dat verband ook regelmatig wordt gerappelleerd, kan de omstandigheid dat er nog geen presentatie heeft plaatsgevonden niet leiden tot een ander oordeel. De rechtbank acht het feit dat de lp-aanvraag van langere tijd geleden is ook geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan verweerder met meer dan de gebruikelijke voortvarendheid aan de uitzetting zou moeten werken. Daarbij is van belang dat eiser niet beschikt over documenten om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen en ook geen inspanningen heeft verricht om die documentatie te verkrijgen. Eiser heeft in zijn laatste vertrekgesprek gesteld dat hij liever afwacht. Eiser werkt kortom niet actief en volledig mee aan zijn terugkeer. Deze medewerking mag wel van hem worden verwacht, zoals ook blijkt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2672). Dat eiser heeft meegewerkt aan het invullen van een lp-aanvraag leidt niet tot een ander oordeel, nu de lp-aanvraag er op gericht is een vervangend reisdocument te verkrijgen. Het invullen van die aanvraag ontslaat eiser bovendien niet van zijn eigen verantwoordelijkheid om de benodigde documentatie te verkrijgen. Verder heeft verweerder eiser er op gewezen dat door het schrijven van een vrijwilligersbrief hij wellicht het proces voor afgifte van een lp kan versnellen, maar eiser acht dit zelf niet nodig. Niet is evenwel uit te sluiten dat een lp (eerder) wordt afgegeven door de Marokkaanse autoriteiten als eiser wel actief en volledig meewerkt. Naar het oordeel van de rechtbank komt het voor rekening en risico van eiser dat de bewaring voortduurt, omdat hij niet aan zijn meewerkplicht voldoet. Daarnaast staat het eiser vrij om contact op te nemen met het IOM.
5. De rechtbank overweegt tot slot dat zij, zoals blijkt uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858, gehouden is ambtshalve de rechtmatigheidsvoorwaarden in het kader van de voortduring van de maatregel van bewaring te toetsen. Ook met inachtneming van deze ambtshalve toetsing ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. Z.P. de Wilde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.